Ook in het derde kwartaal verkochten investeerders veel meer woningen dan zij aankochten, zo blijkt uit cijfers van het Kadaster. Het aantal huurwoningen blijft daardoor afnemen, ondanks de nieuwbouw. Woningbeleggers verkochten ruim 15.800 woningen, 37 procent meer dan een jaar eerder. Meer dan de helft daarvan ging naar eigenaar-bewoners. Tegelijkertijd kochten zij bijna 6.000 huurwoningen.
Sinds 2023 groeit het verschil tussen aankopen en verkopen door investeerders. Dat komt onder andere door strengere regels voor verhuur en belastingveranderingen, waardoor beleggen in huizen minder aantrekkelijk is geworden. Vooral in Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag (de G4) neemt het bezit van particuliere investeerders af. Zij bezitten daar nu nog 78.400 woningen. Dat zijn 12.500 woningen minder dan in 2023.
De uitgeponde woningen zijn veelal lager geprijsd dan de woningen die eigenaar-bewoners verkopen. Gemiddeld betaalden kopers voor voormalige huurwoningen bijna 130.000 euro minder dan voor woningen van andere eigenaar-bewoners. Dit prijsverschil wordt steeds groter.
Het aantal huurwoningen van investeerders daalt door deze ontwikkelingen. In 2 jaar tijd daalde hun bezit met bijna 8.200 woningen. Aan het eind van het derde kwartaal bezaten zij nog 9,1 procent van alle woningen, tegen 9,3 procent in 2024 en 9,4 procent in 2023. Ze bezitten nu nog ongeveer 758.300 woningen.
Er zijn ook steeds minder particulieren met een tweede woning. Er worden meer tweede woningen verkocht dan gekocht. (FvdM)
Onderstaande grafiek geeft de lange termijnontwikkeling. Eind 2020 was er een piek in transacties vanwege de invoering van hogere overdrachtsbelasting voor investeerders per 2021. Vanaf 2023 groeit het verschil tussen verkopen en aankopen: