Overslaan en naar de inhoud gaan

Kamer stemt in met scherpere rem op huurstijgingen in vrije sector

Image

De huidige huurbegrenzing in de vrije huursector wordt gecontinueerd tot 2029, twee jaar langer dan minister De Jonge eerder had voorgesteld. De Tweede Kamer besloot bovendien het huidige 'laagste-van-twee-principe' te continueren waarbij het laagste percentage van CAO-loonstijging dan wel inflatie uitgangspunt blijft voor de verhoging.

Circa 640.000 huishoudens huren een huis in de vrije sector. Verhuurders moeten zich sinds de wet Nijboer vanaf mei 2021 houden aan het maximum voor de jaarlijkse huurverhoging. Ook als een hoger percentage in het huurcontract is opgenomen. Dit maximum wordt de gemiddelde CAO-loonontwikkeling óf de inflatie (consumentenprijsindex, CPI) plus 1 procent, waarbij het laagste percentage wordt genomen. Dit betekent dat vanaf 1 mei 2024 tot 1 januari 2025 de maximaal toegestane verhoging 5,5 procent is:  4,5 procent inflatie + 1 procentpunt.

Dat pakt een stuk gunstiger uit voor huurders dan het eerdere wetsvoorstel dat minister De Jonge in januari naar de Raad van State stuurde. Daarin stelde hij voor de maximering uitsluitend afhankelijk te maken van de CAO-loonontwikkeling. Die was juist heel hoog in 2024, waardoor de maximale huurverhoging op 7,1 procent zou uitkomen. De Jonge wilde daarmee de verhuurders tegemoet komen. Overigens was in de oorspronkelijke wet Nijboer juist alleen de inflatie het uitgangspunt, maar daar werd later het looncriterium toegevoegd nadat de inflatie omhoog was geschoten. Dat deze ‘laagste van de twee’-variant nu wordt gecontinueerd is het gevolg van een aangenomen amendement van GL-PvdA, CU en NSC.

Het wetsvoorstel past ook de verjaringstermijn aan. De regel voor ‘opgespaarde huurverhogingen’ wordt aangescherpt. De verhuurder mag alleen nog een gemiste huurverhoging doorvoeren als hij zijn huurder jaarlijks hierover heeft geïnformeerd. De Tweede Kamer bepaalde bovendien dat een verhuurder maximaal twee gemiste jaarlijkse huurverhogingen op een later moment mag doorvoeren. 

Het wetsvoorstel gaat nu door voor behandeling naar de Eerste Kamer. Om de ingangsdatum per 1 mei mogelijk te maken, moeten de leden voor die datum instemmen.