Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Binnen de stadsgrenzen komt Amsterdam er niet
De opinie van Prof. Ir. Tjeerd Dijkstra
Stedenbouwkundige en architect Dijkstra was eerder supervisor van het IJ-oever project in Amsterdam.


Voormalig Rijksbouwmeester Dijkstra trok recentelijk grote aandacht met zijn plan om een nieuwe stad te bouwen in de Purmer. Hij wil het sluipenderwijs volbouwen van Waterland stoppen en het dichtslibben van de nu nog open ruimte tussen Edam en Purmerend voorkomen. In plaats daarvan wil hij in de Purmer drie nieuwe stedelijke kernen (10.000 woningen, 13.000 arbeidsplaatsen per kern) bouwen en van de rest van de Purmer opnieuw een groot Purmermeer te maken, dat dient voor waterberging en recreatie. De steun voor dit plan in politiek en bedrijfsleven groeit, het plan is bij de recente besluitvorming over het Streekplan Noord-Holland Zuid aangewezen als uitwerkingsoptie voor Waterland.

Meer info op www.purmer-meer.nl.

In Amsterdam heerst woningnood. Er is onvoldoende woonruimte beschikbaar voor middeninkomens, starters, studenten en ouderen, bevolkingsgroepen die in de stad thuis horen. Door de overspannen woningmarkt is er geen doorstroming en blijven maatregelen die een betere verdeling van woonruimte moeten bevorderen zonder resultaat. De sociale problematiek in eenzijdig samengestelde wijken kan daardoor niet effectief worden aangepakt. De woningproductie binnen de stadsgrenzen stagneert en er is geen zicht op structurele verbetering. Deze situatie bedreigt de economische en culturele positie van Amsterdam als vestigingsplaats binnen de in Europese regio. Met verdichten binnen de bestaande stadsgrenzen komt Amsterdam er niet.

Als ik het voor het zeggen had zou oplossen van de woningnood in regionaal verband de eerste prioriteit worden. In overleg met de provincie en omliggende gemeenten zou vóór het einde van het jaar een Regionaal Ontwikkelingsplan gemaakt en vastgesteld worden voor de gehele Amsterdamse regio, inclusief een belangrijk stuk van Noord-Holland en Almere. In zo'n plan zou worden vastgelegd waar en hoe op korte en op langere termijn kan worden voorzien in de woningbehoefte in de eerste helft van deze eeuw, uiteraard in samenhang met de daarvoor noodzakelijke infrastructuur. Daarbij zou de regio als geheel gedefinieerd worden als een te verstedelijken gebied waarin wonen, werken en voorzieningen sterk gemengd worden. Intensiveren en concentreren zou in dat gehele gebied het devies zijn, om te bereiken dat er voldoende open ruimte blijft voor agrarische functies en recreatie. Voor deze open ruimten zou ik een beschermingsregiem ontwikkelen en ik zou daar op voorhand al inrichtingsplannen voor laten maken, met beperkte ruimte voor uitbreiding van daarin aanwezige kleine kernen, niet meer dan nodig om hun voorzieningen op peil te houden. Voor de omvangrijke behoefte aan nieuwe woningen in het gebied als geheel zouden geconcentreerde nieuwe stedelijke milieus worden ontworpen met een gemiddelde dichtheid van niet minder dan vijftig woningen per hectare. Bij de ontwikkeling daarvan zouden voorwaarden geschapen worden voor eigen initiatief van bewoners bij het totstandkomen van hun woning en woonomgeving. Bedrijventerreinen zouden worden opgevat als beeldbepalende landschappelijke elementen waaraan hoge kwaliteitseisen gesteld worden en er zou een eind gemaakt worden aan de onsmakelijke raamprostitutie van bedrijven langs de openbare weg.

Het is jammer dat NUL20 mij niet eerder de macht heeft gegeven, want dan zouden er nu al voldoende plannen gelegen hebben om zonder uitstel te beginnen met de uitvoering van dit ambitieuze programma. Juist in deze periode van economische recessie is investeren in onroerend goed aantrekkelijk en zit de bouwmarkt te springen om werk. De toenemende werkloosheid zou effectief kunnen worden bestreden door de bouwindustrie impulsen te geven en werklozen om te scholen tot bekwame bouwvakkers. Alom zouden aantrekkelijke nieuwe stadswijken als paddestoelen uit de grond verrijzen, comfortabel aangesloten op een regionet van hoogfrequent railvervoer. Door het ruime aanbod aan woningen zou de woningmarkt ontspannen raken, zouden de huizenprijzen dalen en zou investeren in kwaliteit weer een belangrijke factor worden in de economische competitie. Amsterdam zelf zou het huidige rigide systeem van grondprijsberekening vervangen door een veel flexibeler systeem op basis van een percentagegewijze verdeling van de residuele grondwaarde en mede daardoor zou ook de woningproductie binnen de stadsgrenzen weer op peil komen. Amsterdam zou door dit alles misschien wat minder verdienen op de bouwgrond, maar wordt daartegenover het centrum van een aantrekkelijk stedelijk gebied waarin de sociale samenhang met een effectief huisvestingsbeleid gewaarborgd kan worden.

Als Amsterdam zich aldus in de toekomst ontwikkelt tot het centrum van een grote stedelijke agglomeratie met een fijnmazig en hoogfrequent regionaal railsysteem, kan het waanzinnig kostbare, ruimtevretende en verkeersaantrekkende busstation aan de IJ-zijde van het Centraal Station vervallen en vervangen worden door bustransferia in de periferie van de stad. Daarmee zou alsnog het centrale element van het IJ-oeverproject gerealiseerd kunnen worden: een royaal stadsplein aan het IJ, geschikt voor velerlei evenementen, recht tegenover de plek waar de veelbelovende nieuwe ontwikkelingen op de noordelijke IJ-oever op het punt staan te beginnen.