Overslaan en naar de inhoud gaan
Anne liep het risico om op twintigjarige leeftijd dakloos te worden
"Niemand had een oplossing"

Wat als je niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring, maar wel met spoed een woning nodig hebt? Omdat je op straat dreigt te worden gezet en niet kan terugvallen op vrienden en familie, bijvoorbeeld. NUL20 laat mensen aan het woord die tussen de wal en het schip vielen of dreigen te vallen. Zo ook Anne* (20).

Anne: “Ik ben opgegroeid in een sociale huurwoning in Amsterdam-Noord. Daar had ik een goede kindertijd, maar dat veranderde toen mijn vader overleed. Dat was een zware periode, maar toch lukte het mij om er weer bovenop te komen. Totdat mijn moeder een nieuwe relatie kreeg met een Canadese man en we naar Canada verhuisden. Ik wilde het liefst in Amsterdam blijven, maar daar was ik te jong voor.
In Canada heb ik mijn middelbare school afgemaakt, maar daarna verhuisde ik in 2019 terug naar Nederland om gezondheidswetenschappen te studeren. Dit ging in het begin goed, maar ik heb nooit een hele stabiele mentale gezondheid gehad en al deze veranderingen de emmer deden overlopen. Ik werd opgenomen voor mijn ernstige persoonlijkheidsproblematiek en moest mijn kamer achterlaten. Deze opname zorgde ervoor dat ik weer mentaal kon aansterken, maar toen ik eruit mocht had ik geen kamer meer. Ik moest tijdelijk intrekken bij de moeder van mijn vriend, totdat we samen een appartement vonden in Maastricht.
Elke week week bezichtigingen en hospiteeravonden, en steeds weer die teleurstelling.
We kenden daar allebei niemand en waren daar puur en alleen om te studeren. Tijdelijk ging dat heel goed, totdat het uitging. Ik kon het appartement niet alleen betalen en kende niemand anders om het mee te delen. Mijn hele sociale netwerk was in Amsterdam. Ik had niemand in de buurt om op terug te vallen en moest terug naar Amsterdam.Vanaf dat moment heb ik op veel verschillende plekken gewoond, omdat aan een kamer of appartement komen in Amsterdam onmogelijk bleek. Ik sliep de eerste paar nachten bij een vriendin van mijn oma en daarna kon ik terecht bij mijn zus, maar ik verlangde gewoon weer naar een plek voor mijzelf. Waar ik wist dat ik een lange tijd kon blijven. Ik miste de stabiliteit, want ik vond het heel moeilijk om een routine op te bouwen als ik zo in de knoop zat met waar ik moest wonen. Het was heel fijn dat ik bij mijn zus terecht kon, maar het voelde niet als thuis. Buiten voelde haast nog meer als thuis dan binnen. Het was niet voor het eerst dat ik niet echt een ‘thuis’ had, want Canada voelde ook nooit als thuis.
Uiteindelijk vond ik een kamer, maar na een week was ik alweer terug bij mijn zus, omdat een huisgenoot geen afstand kon houden van mij. Ik probeerde door te zoeken, maar het voelde hopeloos. Alle hospiteeravonden waar ik moest doen ‘alsof’ ik zin had in spelletjesavonden en elke avond samen eten en waar ik moest doen alsof ik een heel leuk en perfect persoon was. Terwijl ik in de realiteit eigenlijk mentaal steeds meer in de knoop begon te raken. Ik probeerde ondertussen ook te kijken naar andere opties, zoals kijken of ik kans maakte op urgentie op een woning. Niet dus.
Uit wanhoop heb ik in februari een overdosis genomen
Het voelde als tegenslag op tegenslag. Ik had elke week bezichtigingen en hospiteeravonden, maar het was steeds een teleurstelling. Mijn studie volgen ging steeds minder goed en uit wanhoop heb ik in februari een overdosis genomen van mijn antidepressiva-pillen. Ik kwam terecht op in een kliniek in Amsterdam-West met een crisismaatregel. Hier sterkte ik weer een beetje aan, maar toen ik te horen kreeg dat ik na mijn ontslag niet meer terug mocht naar mijn zus, sloeg de paniek weer toe. Want waar moest ik heen? Ik had geen ander adres, kreeg geen urgentie van de gemeente en de urgentieregeling dat patiënten uit een crisisopvang sneller een woning toegewezen zouden krijgen, bestond niet meer. Ik zou dus dakloos worden als ik de kliniek uit zou gaan en dat was een doodsbenauwde gedachte.
Ik probeerde hulp te vragen bij de begeleiders om mij heen, maar niemand leek een oplossing te hebben. Hospiteren kon niet vanuit een kliniek, dus probeerde ik het weer op Kamernet. Uiteindelijk vond ik daar, drie dagen voordat ik echt dakloos zou worden, een kamer. Inmiddels zit ik daar nu een week en ondanks het nog wel echt wennen is, ben ik heel blij dat ik ergens ben wat voor lange termijn is en waar ik mijn studie weer kan oppakken.

 

Ik vind het wel heel schadelijk dat het zover heeft moeten komen. Natuurlijk heeft niet elke huiszoekende in Amsterdam last van mentale problemen, maar dat ik nergens in werd geholpen en niet als urgent werd gezien ondanks mijn dreigende dakloosheid vond ik wel heel erg. Ik heb nu uiteindelijk net op tijd een oplossing gevonden, maar wat als dat niet was gelukt? Of als net iemand anders voor mij had gereageerd op die kamer? Dan had ik mijn studie moeten stopzetten, had ik geen een vorm van inkomen meer kunnen hebben en zou ik op straat komen te staan.”
 
*De naam van de geïnterviewde is uit privacyoverwegingen gefingeerd
 
TEKST: Cassandra van Oostrom
ILLUSTRATIE: Manon Broers

TERUG NAAR HET OVERZICHT MET PORTRETTEN