Overslaan en naar de inhoud gaan
Verslag PakhuisNUL20: Herziening woonruimteverdeling
"“Een woning moet gaan naar wie die het hardste nodig heeft"

Gezinnen die te krap wonen, of uit elkaar gaan, of worstelen met ernstig inkomensverlies, mantelzorgers, daklozen. Het zijn voorbeelden van groepen die om verschillende redenen en soms op zeer korte termijn een woning nodig hebben. Sommigen hebben recht op een urgentiestatus, de meesten passen niet in een van die categorieën. Tijdens de 26e editie van PakhuisNul20 op 17 december ging het of er betere dan wel rechtvaardiger manieren zijn om de schaarse sociale huurwoningen te verdelen.

Steeds meer 'spoedzoekers'

De groep 'spoedzoekers', mensen die op korte termijn en al dan niet tijdelijk, woonruimte nodig hebben, neemt toe. Dat is de voornaamste aanleiding waarom gemeenten en corporaties in de WoningNetregio Amsterdam het huidige woonruimteverdelingssysteem tegen het licht willen houden. Sanne van der Lelij, beleidsadviseur Wonen gemeente Amsterdam: “Nu kunnen mensen een sociale huurwoning krijgen op basis van woonduur en urgentie. Dat betekent ook dat we vaak mensen in problemen afwijzen, die dus aan moeten sluiten in de wachtrij. We zoeken nu naar manieren om beter in te spelen op de spoedvraag. Tegelijkertijd zijn er de afgelopen jaren veel extra regelingen ingevoerd waardoor het systeem is vertroebeld en niet meer goed uitlegbaar is.” 
Van der Lelij is net als Pieter Schipper, adviseur strategie bij Ymere, lid van het team dat het nieuwe systeem van woonruimteverdeling vorm gaat geven. Schipper: “Een woning moet gaan naar wie die het hardste nodig heeft en dat is iets anders dan de eerste op de lijst. Daarnaast is doorstroming voor ons van belang: hoe kunnen we er voor zorgen dat de beschikbaarheid van sociale huurwoningen toeneemt? Wij zijn daar nog niet uit, maar je zou bijvoorbeeld kunnen nadenken over tijdelijke contracten en doelmatig toewijzen. Dat betekent niet meteen dat als je gescheiden bent, dat je dan aanspraak kunt maken op een sociale huurwoning. Je kunt ook nadenken over nieuwe concepten, zoals voor mensen die een relatiebreuk hebben gehad.”
Van der Lelij: “Wat ook een mogelijkheid is, is om uit te gaan van zoekduur, het gaat dan om mensen die aantoonbaar moeite hebben gedaan om een woning te vinden in plaats van de langst ingeschrevene of dat je toewijst op basis van de omstandigheden van een woningzoekende. Dan kunnen punten toegekend worden als iemand te krap woont, een woning achterlaat, momenteel te ver van werk woont et cetera.”

2021

Na een periode van uitgangspunten en dilemma's ophalen, vindt van januari tot maart 2019 het gesprek met bewoners van de gemeenten in de WoningNet-regio Amsterdam plaats. Dat moet vervolgens in het najaar van 2019 leiden tot een beleidsvoorstel leiden dat wordt gesteund door de 15 gemeenten en 12 woningcorporaties. En in 2020 tot een nieuwe verordening nadat inspraak heeft plaatsgevonden. Op zijn vroegst treedt de nieuwe verordening dan in 2021, een jaar voor de volgende gemeenteraadsverkiezingen in werking. 

Lusten en lasten

De druk op de beschikbare voorraad sociale huurwoningen wordt door Songül Mutluer, wethouder Wonen in Zaanstad, herkend. “Ik krijg wekelijk mails van jongeren en mensen die geen urgentieverklaring gekregen hebben en wel vinden dat zij daar recht op hebben. Er is een stijging van ruim dertig procent in het aantal urgentieverzoeken en het aantal rechtszaken neemt navenant toe. Er is woningnood in de hele regio. Wij bouwen 15.000 woningen tot 2040 voor Zaankanters maar desondanks zijn we bang dat dit niet genoeg is, veel woningen gaan naar kwetsbaren.” Eric van Kaam, directeur bij Ymere geeft nog maar eens aan hoe groot de druk is: “Wij kunnen 10.000 mensen een plek geven, maar 60.000 mensen niet. En dat zijn actieve bezoekers. Met de woningruilapp Huisje Huisje hebben we wel een extra instrument geboden om beweging op de woningmarkt te krijgen.”
Paulus Jansen, directeur van de Woonbond, en de afgelopen vier jaar wethouder wonen in Utrecht vindt dat de gemeenten in een regio gezamenlijk verantwoordelijkheid moeten nemen. Dat is in Utrecht ook gelukt. Het gaat volgens hem dan om een breed regionaal pakket over woonruimteverdeling, maar ook over de opvang van kwetsbare bewoners bijvoorbeeld.
 
Volgens Mutluer schort het momenteel in de regio Amsterdam aan de solidariteit waar Jansen op duidt: “Zoals wettelijk is toegestaan wijzen wij een kwart van alle vrijkomende sociale huurwoningen in Zaanstad met voorrang toe aan eigen bewoners en daarnaast labelen we vijf procent voor starters die binding hebben met Zaanstad. Ik wil die percentages verhogen, want wij moeten nu te veel woningen openstellen voor mensen uit andere gemeenten. Een gemeente als Amstelveen heeft maar twintig procent sociale huur en daar komen veel minder woningen voor mensen uit andere gemeenten vrij. Het is niet uit te leggen aan de Zaanse bevolking dat wij sociale huurwoningen bouwen waarvan wij driekwart aan de regio moeten aanbieden.”

Alle hekken weg?

Van Kaam ziet het liefste dat 'alle hekken weg' gaan, maar geeft ook toe dat dat ingewikkeld is. “Een koper kan overal heen en om die reden zouden wij dat ook voor sociale huurders willen. Maar het is ook lastig want aan de ene kant wil je buurtbinding stimuleren, maar tegelijkertijd heb je bijvoorbeeld met mantelzorgers te maken en het is heel vervelend als iemand achteraan de wachtrij moet beginnen.” Jansen sluit daar op aan door op te merken dat de Woonbond voor een 'Funda voor huurwoningen' is waarvoor één landelijke inschrijving volstaat. Hoewel de druk op de woningmarkt in Amsterdam heel hoog is en in andere delen van het land minder, denkt Jansen dat dit uiteindelijk tot meer doorstroming zal leiden. Frank Wassenberg, senior projectleider bij Platform31, is het daar mee eens. Tjeerd Herrema, voormalig wethouder in zowel Amsterdam als Almere, vindt dat de nadruk moet liggen op het wegnemen van belemmeringen in de eigen regio. “Voor één landelijk systeem zijn de lokale verschillen te groot.”

Alternatieven

Met de woningruilapp Huisje Huisje heeft Ymere al een extra instrument gelanceerd om sociale huurders meer mogelijkheden te geven te verhuizen naar een andere gemeente of naar een passender woning in de eigen regio. Zijn er meer mogelijkheden die tot een kortere wachtrij voor huurders van sociale huurwoningen leidt?
In Tokio kunnen bewoners die uit de overvolle hoofdstad vertrekken binnenkort wellicht aanspraak maken op een vertrekpremie van omgerekend ruim 20.000 euro. Een online stemming in de zaal geeft aan dat veel mensen dit best een aardig idee vinden, maar de vraag wie die rekening moet betalen blijft onbeantwoord. Wel wijzen diverse aanwezigen er op dat het niet een reden mag zijn om sociale huurwoningen die met een oprotpremie vrijkomen te verkopen. Het aantal sociale huurwoningen mag onder invloed van dit instrument niet afnemen. Het is reden voor een van de mensen in het publiek om het jarenlange beleid, met een geslonken voorraad sociale huurwoningen in de stad als gevolg te hekelen.
 
Wassenberg vindt dat veel meer moeite gedaan moet worden om ongebruikte woonruimte effectiever te gebruiken. Hij wijst op het grote aantal alleenstaande senioren dat in een te groot huis woont. Zij zouden wat Wassenberg betreft of gestimuleerd moeten worden om naar een kleinere woning te verhuizen of hun woonruimte te delen. Er zijn echter te veel financiële en juridische belemmeringen die betere benutting van bestaand vastgoed in de weg staan. 
Herrema ziet juist mogelijkheden in slim bijbouwen op plekken waar ruimte is. Hij noemt het bouwen van tiny houses in tuinen van eengezinswoningen. Daar zouden volwassen kinderen kunnen wonen of juist een ouder op leeftijd. Op het gebied van eenzaamheid kan dit volgens Herrema ook van belang zijn. “Het is de moeite waard om de regels hiervoor te versimpelen.” Bovendien wijst hij er op dat corporaties hierbij een rol kunnen spelen.