Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Eerste verdieping
Regionale woonruimteverdeling blijft splijtzwam

Dossier regionale woningmarktNegen jaar geleden maakten de zestien Noord-Hollandse gemeenten van de Stadsregio Amsterdam (voorheen ROA) een start met een gemeenschappelijke woningmarkt voor sociale huurwoningen. Ruim vijf jaar geleden ging WoningNet de lucht in. Toch blijkt het verlengen van de regionale Raamovereenkomst Woonruimteverdeling bijna een onmogelijke missie. De ene procesmanager volgt het andere discussiestuk op. Alle gemeenten onderschrijven de waarde van de regionale markt, maar zijn het hopeloos oneens over de details van de toewijzingsregels. De stand van zaken.

Gemeenten willen laatste zeggenschap over eigen woningvoorraad niet kwijt

Precies een jaar geleden meldde het Regionaal Orgaan Amsterdam (op 1 november herdoopt tot Stadsregio Amsterdam) in NUL20 nog optimistisch snel nieuwe afspraken over de regionale woonruimteverdeling te verwachten. Uiterlijk het eerste kwartaal van 2006 mochten we toch wel een regionale huisvestingsverordening en een convenant met de corporaties tegemoet zien. Niets bleek minder waar. Voorafgaand aan de gemeenteraadsverkiezingen bleek een akkoord politiek onhaalbaar. En na de verkiezingen wil de nieuwe lichting politici helemaal opnieuw beginnen met een inventarisatie van standpunten. De onderhandelingen zijn terug bij af. Ondertussen is de oude regeling verlengd totdat er een nieuwe overeenkomst is.

Sinds de komst van WoningNet is de regionale woningmarkt voor sociale huurwoningen een realiteit. Amsterdammers kunnen daardoor meedingen naar vrijkomende huurwoningen in bijvoorbeeld Haarlemmermeer en vice versa. Ruim vijf jaar praktijk leert dat WoningNet niet heeft geleid tot grote regionale verhuisstromen. Er wordt zeker meer over de gemeentegrenzen gekeken, maar niet meer dan 19 procent verhuist daadwerkelijk naar een andere gemeente in het ROA-gebied.

“Er wordt krampachtig geprobeerd tot een regionale woningmarkt te komen, maar de deelmarkten verschillen daarvoor te veel.”

De angst van veel regiogemeenten dat ze zouden worden overspoeld door Amsterdammers, werd niet bewaarheid. Veel hoofdstedelingen willen helemaal niet op het ‘platteland’ wonen. Landsmeer is een goed voorbeeld, vertelt Muk van Ravels van het ROA. Het moest net als andere gemeenten een contingent statushouders, asielzoekers met verblijfsvergunning, huisvesten. Er werd besloten tot een ruil met Amsterdam: de hoofdstad zou de statushouders (meestal alleenstaande mannen) huisvesten en Landsmeer kreeg stedelijke vernieuwingsurgenten uit Amsterdam. Alleen: de beoogde grote Amsterdamse gezinnen uit voornamelijk Nieuw-West hadden geen trek in de Landsmeerse dorpsrust. Ook een bilateraal akkoord met Haarlemmermeer leidde er nauwelijks toe dat Amsterdamse sv-urgenten zich in deze polder vestigden, aldus lokale bestuurders.

Amsterdamse invasie?

Toch vindt Van Ravels de angst voor de komst van grote groepen Amsterdammers wel begrijpelijk. “Gemeenten als Edam/Volendam hebben betrekkelijk weinig sociale huurwoningen. Ze zien in de koopsector dat veel Amsterdammers makkelijker de hoge koopprijzen kunnen betalen. Dat leidt ertoe dat ze krampachtig vasthouden aan dat deel van de woningmarkt waar ze nog wel zeggenschap over hebben. En in een gemeente als Beemster, met al die dorpen, voelen bewoners dat het sociale leven verandert als er mensen van buiten komen.” In modern jargon: de sociale cohesie wordt bedreigd.

De regionale verhuisstroom mag in totaal dan beperkt zijn, toch zagen enkele gemeenten behoorlijk wat Amsterdammers in hun sociale huurwoningen trekken. In Purmerend ging in 2003 37 procent van de vrijkomende woningen naar mensen van buiten, voornamelijk Amsterdammers. Purmerend besloot daarom voorjaar 2004 tot een kunstgreep: alle vrijkomende gestapelde woningen en één op de drie eengezinswoningen van de corporaties aangesloten bij WoningNet werden met voorrang toegewezen aan Purmerenders. Hetzelfde gold voor vrijkomende ouderenwoningen van Woningstichting Wherestad. De maatregel hielp, want het aandeel dat werd toegewezen aan ingezetenen steeg naar 71 procent in 2004 en vervolgens naar 78 procent in 2005. De gevolgen voor de doorstroming op de Purmerendse markt waren groot. Doordat veel inwoners van een flat naar eengezinswoning konden, kwamen er veel woningen voor starters vrij. In het eerste jaar van de maatregel werden ruim anderhalf keer zoveel woningen aan Purmerenders toegewezen. Amsterdammers met een lange woonduur hadden het nakijken, maar starters uit de hoofdstad leden niet onder de ingreep.

Maar ook andere regiogemeenten voelen de druk van Amsterdamse woningzoekers. Diemen, Amstelveen en Aalsmeer zagen vorig jaar achtereenvolgens 44, 31 en 28 procent van hun vrijkomende sociale huurwoningen naar Amsterdammers gaan. En in Aalsmeer, Uithoorn en Diemen wordt minder dan de helft van de vrijkomende huurwoningen aan ingezetenen toegewezen.

Loting

In oktober 2005 produceerde de ROA-stuurgroep Wonen een tamelijk controversieel discussiestuk. Voorgesteld werd om 75 procent van de bestaande sociale woningvoorraad volgens de regionale regels te verdelen en een kwart over te laten voor lokale beleidsruimte (nu is dat 25 en 35 procent). Alle bijzondere voorrangstoewijzingen, bijvoorbeeld aan politieagenten of medisch of sociaal urgenten, zouden onder de lokale beleidsruimte komen te vallen.

Controversieel bleek het voorstel een kwart van de regionaal te verdelen woningen via het lot toe te wijzen. Wel zouden daarbij de passendheidscriteria blijven gelden. Ymere toonde zich een warm pleitbezorger, maar stuitte in Amsterdam op een krachtig njet van de PvdA. Haarlemmermeer kon zich er juist wel weer in vinden. Wethouder Wonen Herman Tuning wil namelijk van het woonduurprincipe af, omdat het in zijn ogen onrechtvaardig is. “Als een Amsterdammer op vrijdagavond besluit dat hij wil verhuizen en hij vindt op WoningNet een huis in Haarlemmermeer, dan kan hij bij wijze van spreken maandag verhuizen. Terwijl iemand die al jarenlang echt zoekt, wordt gepasseerd.”

Hij benadrukt dat de Haarlemmermeer voor een vrije woningmarkt is. “We staan open voor iedereen en hebben ook een convenant gesloten met Zuid-Kennemerland. Maar we willen dat er recht wordt gedaan aan het zoekgedrag van mensen. Ook willen we voldoende lokale beleidsruimte, onder meer omdat we veel willen experimenteren.” Volgens Tuning en anderen wordt er krampachtig geprobeerd te voldoen aan de eis van het Rijk om tot een regionale woningmarkt te komen, terwijl de deelmarkten daarvoor te veel onderling verschillen. Bilateraal kan er volgens Tuning ook veel worden geregeld.

Ook Aalsmeer is voor gedeeltelijke loting, met name om starters een grotere kans te geven. Maar wethouder Berry Nijmeijer (VVD) wil ook vasthouden aan de bestaande 35 procent lokale beleidsruimte. Ook wil hij de mogelijkheid bij nieuwbouw 50 procent zelf toe te wijzen, met uitzondering van de vinex-locaties. Anders dan buurgemeente Haarlemmermeer is Alsmeer er wel voor om de woonduur te handhaven en deels ‘meeneembaar’ te maken bij een verhuizing, en bij samenwonen bij elkaar op te tellen. Nijmeijer: “Als dat kan meewerken om de doorstroming te bespoedigen, denk ik dat het een heel goede zaak is.”

SP-wethouder Piet Keijzer van Zaanstad wil ook loten. Hij heeft verder twijfels bij het niveau waarop nu afspraken worden gemaakt. “De regionale solidariteit moet blijven bestaan, maar het overleg zou niet alleen over wonen, maar ook over sociale kwesties moeten gaan. Zaanstad heeft een relatief goedkope voorraad, maar buurten hier moeten niet het afvoerputje van de regio worden.”

Amsterdam was er niet tegen als andere gemeenten zouden experimenteren met loten, maar wilde er zelf niet aan meedoen. Dat standpunt werd door andere gemeenten weer verworpen, vertelt Patrick van Beveren van de Dienst Wonen. Toenmalig wethouder Duco Stadig sprak zich vervolgens tegen loten uit. “Met loten gaan sommigen voor en je kunt je afvragen of dat rechtvaardig is tegenover anderen die al lang wachten op een woning. Bovendien worden de rijen voor het andere loket er alleen maar langer door”, aldus Van Beveren.

Door sommigen wordt deze actie van Stadig gezien als het breekpunt in de onderhandelingen, maar Van Beveren benadrukt dat ook op andere onderdelen meningsverschillen bestaan.

Zaken in regionaal verband regelen blijkt enorm complex. Van Beveren geeft als voorbeeld de huisvesting van ouderen. In Amsterdam kunnen 65-plussers met voorrang opteren voor woningen op de begane grond of eenhoog. De hoofdstad zou graag willen dat er regionale regels kwamen voor ouderenhuisvesting. Maar dezelfde regeling regionaal toepassen is lastig, doordat de regiogemeenten vooral grondgebonden woningen hebben. Maar als Amsterdam de ouderenhuisvesting binnen het lokale beleid zou moeten doen, dan heeft het aan 35 procent ‘lokale beleidsruimte’ waarschijnlijk nog niet genoeg. Als ouderenhuisvesting regionaal beleid wordt, dan zou 25 procent voldoende zijn voor de stad.

Terug bij af

De verkiezingen hebben een nieuwe lichting wethouders Wonen opgeleverd. Daarom werd besloten een nieuwe inventarisatie van standpunten te laten doen, ditmaal met adviesbureau Laagland als procesmanager. Van Beveren noemt het op zijn zachtst gezegd een gemiste kans dat er sindsdien nog niet echt is gesproken over de geschillen. Doordat Laagland eerst een gespreksronde hield op bestuurlijk niveau, is volgens Van Beveren veel tijd verloren gegaan. Veel nieuwe wethouders moesten immers eerst nog vertrouwd raken met het dossier.

Eind deze maand vindt een bestuurlijke conferentie over de regionale woonruimteverdeling plaats. Een nieuwe Raamovereenkomst wordt pas in de loop van volgend jaar verwacht. Wethouder Tuning van Haarlemmermeer is er “zeer teleurgesteld” over dat de onderhandelingen weer terug bij af zijn. Volgens hem lag voor de verkiezingen een akkoord voor het grijpen. “Ik voel aan mijn onderbuik dat we weer een lastige periode tegemoet gaan. We gaan toch niet weer vier jaar over dezelfde problematiek steggelen?”

Johan van der Tol