Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Woonbarometer
Sociale huur
Toch wel doorstroming

Twee op de vijf corporatiehuurders (42%) zijn vijf jaar na het betrekken van de woning verhuisd. Veranderingen in hun huishouden spelen daarbij een grote rol. Dat blijkt uit een onderzoek van RIGO naar de dynamiek van corporatiehuurders in de regio’s Amsterdam, Haaglanden en Rijnmond die in de periode 2002-2015 zijn gevolgd.

Onderzoeker Steven Kromhout keek naar kenmerken van de huurders, zoals leeftijd, inkomen, inkomstenbron, afkomst, huishoudensamenstelling, en kenmerken van de woning (grootte, aantal kamers) in relatie tot de dynamiek van de huurders op de sociale woningmarkt.
Leeftijd blijkt een belangrijke factor te zijn in de verhuisdynamiek. Dat is te zien in de grafiek.

 

 

Hoe jonger de huurder, hoe sterker de verhuisgeneigdheid. Dat is logisch, want in het leven van jongeren verandert er vaak veel: het inkomen stijgt, ze gaan samenwonen en krijgen mogelijk zelfs gezinsuitbreiding. Dan is het woninkje al snel te klein. In de leeftijdscategorieën tussen 35 en 75 jaar is de verhuisgeneigdheid aanzienlijk minder, terwijl 75-plussers weer relatief vaak uit de woning vertrekken, mede door overlijden of opnames in zorginstellingen.

Scheefheid

RIGO-onderzoeker Steven Kromhout boog zich ook over het veelbesproken (goedkope) scheefwonen. De gebruikte gegevens zijn van huurders die zijn ingestroomd in de periode 2006-2012. In 2011 is de door de EU opgelegde 90-procentstoewijzingsnorm ingevoerd, waardoor het aandeel verhuringen aan hogere inkomens wordt beperkt. Maar in de jaren daarvoor was de toewijzing aan ‘scheefwoners’ al aan het afnemen. Omgekeerd nam het aantal aantal toewijzingen met dure scheefheid (te hoge huur voor het inkomen) juist toe. Daarom werd in 2016 de passendheidsnorm ingevoerd.

 


Van de 20 procent goedkope scheefwoners bij toewijzing (nu mag slechts 10% goedkoop scheef worden toegewezen) is na vijf jaar een derde vertrokken. Van de overblijvers behoort een derde door daling van het inkomen weer tot de doelgroep. Van de oorspronkelijke huurders in de doelgroep is na vijf jaar bijna 40 procent vertrokken. Van de overgeblevenen is 13 procent goedkoop scheef gaan wonen door een stijging van het inkomen.

 


In het staafdiagram is te zien dat goedkope scheefheid vooral plaatsvindt bij grote woningen. Ook vinden daar de meeste verschuivingen plaats, van doelgroep naar goedkope scheefwoner, maar ook andersom. Jonge huishoudens die bij toewijzing tot de doelgroep behoren hebben een relatief grote kans een goedkope scheefwoner te worden als ze vijf jaar in hetzelfde huis blijven wonen. De kans wordt groter wanneer het gaat om een stel (met of zonder kinderen), hoogopgeleiden (of student) en autochtonen. Ouderen daarentegen maken eerder de omgekeerde gang: op latere leeftijd gaan ze behoren bij de doelgroep van de sociale huursector. De kans daarop is groter bij een eenouderhuishouden, bij laagopgeleiden en bij allochtonen met een niet-westerse achtergrond.

Bron: ‘Dynamiek van corporatiehuurders’.

Fred van der Molen
Thema