Overslaan en naar de inhoud gaan
Verslag bijeenkomst 16 mei: Meer dan Stenen
Hoogwaardige architectuur in sociale woningbouw. Een traditie met toekomst?

De Amsterdamse volkshuisvesting kent een traditie van vooruitstrevende, hoogwaardige architectuur. Ook recent zijn er sociale woningbouwprojecten gerealiseerd met hoge ambities wat betreft duurzaamheid, leefbaarheid en esthetiek. In Pakhuis de Zwijger werd een aantal geslaagde voorbeelden tegen het licht gehouden. Welke lessen voor de toekomst kunnen we trekken uit deze projecten?

Image

De Amsterdamse School aan het begin van de 20e eeuw, Plan van Gool uit de jaren 60 of de transformatie van het Oostelijk Havengebied; de Amsterdamse volkshuisvesting heeft een enorm rijke traditie. Bij de onlangs uitgereikte Amsterdamse Architectuurprijs (AAP) was een project met sociale woningbouw genomineerd: De Jakoba van Ymere. Het jaar ervoor zat De Finish van de Alliantie tussen de genomineerden. Zo zijn er meer geslaagde sociale woningbouwprojecten. Alleen: vaak zijn het projecten die in een wat betere tijd werden ontwikkeld. Inmiddels zijn de  bouweisen en -kosten verder gestegen en mogen corporaties minder. De vraag is dus in hoeverre goede en esthetisch verantwoorde volkshuisvesting nog altijd kan worden gerealiseerd.

Image
Nieuwbouw van Eigen Haard in de Kolenkitbuurt - de bloembakken zorgen voor een overgang van publiek naar privé

De aftrap is met Peter Visser, senior gebiedsontwikkelaar van Eigen Haard, en architect Sjoerd Soeters. Zij waren beiden betrokken bij de vernieuwing van een deel van de Kolenkitbuurt, die twintig jaar geleden is ingezet en afgelopen april werd opgeleverd. De buurt in zijn geheel bestond uit 2000 portieketagewoningen uit de jaren 50, waarvan 361 woningen van Eigen Haard. 

Image

Peter Visser

 

Image

Sjoerd Soeters

De woningen waren klein en verkeerden in slechte staat, met bergingen op de begane grond. De openbare ruimte had achterstallig onderhoud en het trottoir was het domein van brommers en fietsen. Er woonden veel grote gezinnen, met een concentratie van lage inkomens en veel sociale problemen.

Visser: "Eigen Haard had kunnen kiezen voor sloop-nieuwbouw volgens de norm van die tijd: 30 procent sociale huur, 70 procent koop. Veel huurders zouden dan naar andere wijken verhuizen. Dat wilde Eigen Haard niet, zegt Visser stellig. In plaats daarvan is gekozen voor een integrale aanpak en is de gehele wijk, inclusief de openbare ruimte, opnieuw ontworpen. Visser: “Het is uniek dat een wooncorporatie zo'n integraal plan helemaal zelf in eigen beheer uitvoert.” In Amsterdam was dat bij de 'Parkstaddeal' in 2007 zo afgesproken. Visser: Nu zou dat vanwege de nieuwe Woningwet niet meer mogen.

50 procent van de huurders van Eigen Haard kon doorstromen naar de nieuwbouw. Er is geen zichtbaar verschil tussen huur en koop. De focus op gezinnen vroeg om een veilige woonomgeving. Daar is de keuze voor autoluwe en autovrije straten uit voortgekomen. Vanuit alle woningen is er zicht op straat. De kinderen kunnen nu veilig spelen in de buurt. Er wordt geparkeerd op een hof in het woonblok, niet ondergronds.

De nieuwe buurt moest een architectonisch en stedenbouwkundig herkenbaar geheel worden, daarom is gewerkt met een beperkt aantal architecten. Die goede stedenbouw moest ervoor zorgen dat wonen en het straatontwerp goed op elkaar werden afgestemd. Ondanks het grote aantal betaalbare huurwoningen – 75% van de woningen is sociaal of middensegment – is dit financieel haalbaar. Visser: “De crux zit hem in de eenvoud van het ontwerp en de grote woningaantallen. Daardoor bleef geld over voor mooie architectuur.”

Andere lessen zijn: Een op maat gemaakte stedenbouw is de basis, met zorg voor een goede mix en menging van huur- en koop en een goede woningdifferentiatie. Het ontwerp moet oog hebben voor de menselijke maat, de leefbaarheid en kennis van hoe mensen wonen op die plek in de stad.

Ander punt: is verdichting. Waar 361 woningen stonden, staan er nu 705. Heel essentieel is de goede samenwerking tussen de corporatie en de gemeente. Meestal dicteert de gemeente de bouwenvelop en verwerkt daar het belang van de corporatie niet goed in. Eigen Haard heeft voor dit plan zelf de bouwenvelop mogen maken.

Erfenis van Van Eesteren

“Architectuur hoort dienend te zijn aan de openbare ruimte”, vindt architect Sjoerd Soeters. “Kennis van woonplattegronden is de basis voor een effectief stedenbouwkundig plan. En architectuur hoort het stedenbouwkundig plan te volgen.” Hij laat zien hoe de oorspronkelijke opzet van de Kolenkitbuurt, open strokenbebouwing van Cornelis van Eesteren, is gebaseerd op de ideeën van Le Corbusier. Soeters is zacht gezegd geen voorstander van dat Nieuwe Bouwen. Door de grote afstanden tussen de gebouwen is er weinig sociale controle. Verdichting is hiervoor het medicijn, aldus Soeters. Vanaf straat zie je mensen in de gebouwen, en vanuit de gebouwen kun je mensen in de straat zien. Zijn devies: “Krimp de openbare ruimte tot die bijna niet kleiner kan. Waardoor de dichtheid van mensen per vierkante meter openbare ruimte toeneemt en ook de kans op frequente ontmoeting, de basis voor sociale verbanden, toeneemt.”

Sjoerd Soeters: "We moeten meer bouwtechnisch en energetisch waardeloze woningen slopen"

In plaats van de twee blokken in Van Eesterens plan is overgestapt naar drie blokken, waardoor de straten veel smaller werden, namelijk twaalf meter breed. De hoogte kon daarmee ook naar twaalf meter. Zo verduidelijkt hij meerdere keuzes in het ontwerp, om af te sluiten met een pleidooi voor het slopen van soortgelijke bouwtechnisch en energetisch waardeloze woningen. Hij pleit voor verdichting en herstructurering van soortgelijke gebieden.

Eenhoorn: inzetten op ontmoeting

Image
In de gemeenschappelijke wasruimte van De Eenhoorn van Ymere wordt meer gedaan dan alleen de was
Image

Marilu de Bies

Marilu de Bies was als architect bij Heren5 Architecten betrokken bij de Eenhoorn aan de Ringdijk in Oost. Van origine stonden daar rijtjeswoningen. Het aantal woningen nu is ongeveer verdrievoudigd. Er is een viertal woonblokken opgetrokken, waarvan Heren5 Architecten er twee heeft ontworpen. De blokken zijn 100 procent sociale huur en maken onderdeel uit van een nieuw stedenbouwkundig plan. Het is een mix van gezinnen, starters en stadsveteranen, waarbij alle doelgroepen een specifieke plek hebben gekregen in het gebouw. De woningen voor de starters en stadsveteranen hebben geen wasmachineruimte en zijn daardoor compacter. De route door het gebouw is zo ontworpen dat je elkaar ontmoet vanaf het moment dat je je fiets in de stalling zet. “Ook de wasruimte is onderdeel van die ontmoeting. In de Eenhoorn worden er zelfs jamsessies gehouden.”

In de Eenhoorn worden er zelfs jamsessies gehouden

Goudvink: aansluiten bij Buiksloterham

Image

Bas Bronneberg

In de Buiksloterham wordt een bedrijventerrein dat omgeturnd tot woon-werkgebied. Hier staat de Goudvink, een groot gebouw met 90 woningen, variërend van 25 tot 50 vierkante meter. Bas Bronneberg, projectontwikkelaar Ymere, vertelt dat het een robuust gebouw moest worden vanwege de bedrijfsmatige plint van 4,5 meter hoog. Het moest een betonnen uitstraling hebben, dus het is een sobere, grijze steen geworden. Daarnaast is er metaal, kunststof en aluminium gebruikt, allemaal in dezelfde ralkleur waardoor het een bepaalde kwaliteit heeft. Ook hier is gekozen voor een gezamenlijke wasruimte. Vorig jaar juli opgeleverd, dus de jamsessies zijn bij ons nog niet geweest. 

In het geval van De Spreeuwen in de Houthavens is juist voor verschillende stenen gekozen. Het gebouw is geïnspireerd op de panden langs het Rokin, dus met aparte geveltjes. Hier komen steeds dezelfde kozijnen met dezelfde witte elementen terug. “Hoe kan je kwaliteit in een gebied of aan een gebouw brengen? Door heldere keuzes aan het begin te maken”, aldus Bronneberg.

School als bindmiddel

De Kolenkitbuurt stond ooit bekend als de slechtste wijk van Amsterdam. In hoeverre kan stedenbouw problemen oplossen? 

Soeters komt terug bij die gekrompen openbare ruimte. “De frequentie waarin je iemand tegenkomt in de openbare ruimte is bepalend voor of je elkaar op den duur toeknikt en eventueel kennismaakt. Daarnaast zijn scholen heel belangrijk voor het sociale netwerk. En natuurlijk de openbare ruimte. Als je kinderen een speelgelegenheid buiten geeft, dan is het belangrijk dat er comfortabele bankjes zijn, waar je eventueel de krant kunt lezen en een gesprek kunt beginnen omdat je toch op je kind aan het passen bent.”

Daar kan de gemeente volgens Bronneberg een rol spelen. “Bij de Houthavens is niet zoals op IJburg eerst gekozen voor het bouwen van de woningen en toen pas voor de school.” Voordat er gebouwen stonden is er een projectbureau neergezet waar iedereen verplicht moest vergaderen. Met de eerste woningen, kwamen de eerste klassen. Hoe verder het gebied zich ontwikkelt, hoe kleiner het projectbureau wordt. Doordat het projectbureau kleiner wordt, kan de school groter worden. “Je krijgt op zo'n manier een goede band tussen de opdrachtgevers, de ontwikkelaars en de mensen die er wonen.”

Volgens het laatste rapport van Rabo Research trekken nog meer gezinnen weg uit de stad dan gebruikelijk. Vooral vanwege de betaalbaarheid, maar ook enigszins vanwege  woontevredenheid. Wordt er voldoende nagedacht over de vraag: hoe bouw je goede gezinswoningen in een omgeving waar iedereen wil zijn? Volgens Bronneberg is het lastige dat er een grote woonvraag is naar één- en tweepersoonshuishoudens. Vanuit financieel-economische overwegingen wordt ook vaker voor dit woningtype gekozen. “Dan wordt ook altijd weer naar de gemeente gewezen dat die een te hoge grondprijs vraagt. Binnen Ymere zien we wel dat om een gebouw en een wijk goed te laten functioneren, je die mix van één-, tweepersoonshuishoudens én gezinnen nodig hebt.”

Eisen en ambities

We willen meer stedelijke vernieuwing, meer verdichten, maar ook meer meters maken. Hoe doen we meer met minder? Is het daarvoor nodig om wat van de hoge eisen en ambities te laten vieren?

Er is immers een stapeling van technische eisen, bouwfysische eisen, geluidsnormen en belastingen. Bronneberg zou voorstander zijn van meer maatwerk, bijvoorbeeld minder hoge geluidseisen bij de Wibautstraat, een drukke verkeersweg, dan bij een rustig straatje vlakbij het Oosterpark. “Het geld dat je daardoor overhoudt, kun je dan weer besteden aan woonkwaliteit.”

Volgens Soeters beginnen de meeste plannen verkeerd om, die beginnen met gebouwen. “Je moet beginnen met de openbare ruimte.” 

Visser is een voorstander van een grotere rol voor corporaties die samen grotere gebieden aanpakken. “Er zijn geen andere instellingen die beter weten hoe er gewoond kan worden, dan de corporaties.”

Encroachment zone?

Image

Nourddin Doudouh

Na een poëtisch en tot nadenken stemmend intermezzo van Nourddin Doudouh, storyteller, architect en projectmanager ontwikkeling Rochdale over de rol van architectuur (luister dat terug!) is het tijd voor vragen uit het publiek. Is er bijvoorbeeld een verschil tussen ontwerpen voor ontwikkelaars of corporaties? Misschien niet wat betreft de waarden van waaruit je ontwerpt, maar de financiële condities hebben wel degelijk invloed. Op de vraag hoe je bij woningen in de plint zorgt dat het contact met de straat niet verloren gaat omdat bewoners toch meer privacy willen en het voor de ramen helemaal dicht bouwen, introduceert Soeters het begrip encroachment zone. “Een soort privézone waarmee je een afstand tussen de langslopende passanten en de gevel creëert.” Daar kunnen bewoners hun fiets stallen, of  de ruimte wordt ingevuld met bloembakken of een bankje." De Bies vertelt hoe zij in de Eenhoorn hebben gekozen voor een leefkeuken aan de voorkant met een strook groen tussen de gevel en de straat. “Zodat je je deuren open kunt zetten en je tafel naar buiten kunt slepen. en daar je diner kunt eten.” Volgens Soeters is het belangrijk om geen etalagevenster aan de openbare ruimte te ontwerpen. Vrij uitzicht betekent dan namelijk vrij inzicht.

Cement

Image

Renu Jarbandhanm

De avond heet Meer dan stenen, maar Renu Jarbandhanm, projectleider Sabo Advies, pleit voor investeren in het cement. Althans het cement van de wijk, de mensen die er wonen. Sabo Advies heeft participatietrajecten opgezet onder de naam Barrio Lobi (hou van je wijk). Bij een nieuwbouwproject in Zuidoost waar op een groene grasvlakte woontorens worden gebouwd, hebben ze vanaf de start omwonenden betrokken door vragen te stellen als: Wanneer begint voor jou thuiskomen? Begint het als je de wijk inrijdt of pas als je de deur opent? Wat zijn belangrijke ontmoetingsplekken? 

“We hebben bijvoorbeeld in de tenderfase zomerspelen georganiseerd, waarbij we altijd gebruik maken van sport, spel, eten, drinken. Iedere passant wordt gevraagd mee te doen en mee te spelen. Ondertussen zijn er allerlei verschillende vragen over dromen en ambities.” Ontwerpers en ontwikkelaars maken deel uit van het co-creatieproces. Haar tip: “Zoek de parels en de sterren uit je wijk. Als je hun meeneemt als ambassadeur voor je wijk, verspreidt het zich als een olievlek.” 

Door vanaf het eerste moment bewoners te betrekken krijg je commitment en draagvlak. “Wat mensen vaak vergeten is dat weerstand ontzettend veel geld kost. Vaak kom je daar pas achter tegen op het moment dat je in allerlei procedures zit. Of dat bewoners het proces gaan stagneren of weerstand gaan bieden. Als je die klagende bewoner of bewonersgroep die actie gaat voeren in een vroeg stadium tegenkomt en meeneemt, scheelt dat gewoon in je hele proces.” Door op verschillende momenten verschillende participatievormen in te zetten kun je een inclusieve groep bereiken.

Meer hout, minder CO2

Image

Jurrian Knijtijzer

Na sociale duurzaamheid vraagt Jurrian Knijtijzer, oprichter en bedenker van Finch Buildings, aandacht voor planetaire duurzaamheid. Ongeveer 36 procent van alle CO2-uitstoot in Europa komt uit gebouwde omgeving. Dat is voor een groot deel te wijten aan beton. “Als het een land zou zijn, zou de betonindustrie wereldwijd de derde vervuiler ter wereld zijn. Dus dan heb je China, Amerika, beton.” Betaalbaarheid is volgens hem belangrijk voor sociale huurwoningen, maar sommige dingen zijn onbetaalbaar. “Als we niet anders gaan werken, komen de straten van Amsterdam misschien wel onder water te staan. En anders plekken in de wereld waar ze geen geld hebben voor dijken.” 

Finch Buildings bouwt met hout, waardoor ze CO2 opslaan, maar ook CO2-uitstoot voorkomt. Doordat ze modulair bouwen, kan dat sneller, preciezer en meer kwaliteit bieden. De woningen zijn gezond om in te wonen. “Het is in ieder geval schoon, maar is het ook schoonheid? Dat laat ik aan jullie over.”

Finch Building heeft het grootste houten woongebouw van Nederland gerealiseerd. Met een bouwtijd van één jaar zijn 129 woningen toegevoegd, uitsluitend in de midden- en sociale sector. Dit staat wel in Alkmaar en nog niet in Amsterdam. “Met houtbouw kunnen we twee crises in één keer oplossen, namelijk de woningbouwcrisis en de klimaatcrisis.”

Wendy Koops