Overslaan en naar de inhoud gaan
De volkshuisvesting was eens gebouwd op onderlinge solidariteit
Corporaties: ‘reserveer ook geld voor sociaal onderhoud’

De volkshuisvesting is gebouwd op onderlinge solidariteit, maar woningcorporaties kennen geen vanzelfsprekende verbondenheid meer met huurders die door pech niet aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen, constateert Jos van der Lans. De vorming van een solidariteitsfonds voor steun aan huurders in problemen kan iets van dat oude fundament terugbrengen.

De opinie van
Marijn Buikema
'In de eerste maanden van de corona-pandemie lieten corporaties weten zich coulant op te stellen tegenover huurders die plotsklaps hun huur niet meer konden opbrengen. Ze boden betalingsregelingen en een milder incasso-regime aan, maar het is de vraag of zij daarmee de echte pechvogels uit de brand helpen. 
De corona-episode maakt zo duidelijk dat woningcorporaties geen vanzelfsprekend mechanisme kennen om een vorm van interne solidariteit te bieden met huurders die niet meer aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Ze voelen zich onthand. Corporaties mogen niet aan inkomenspolitiek doen. Bovendien dragen huurders zelf verantwoordelijk voor hun financiën. 
Maar wat nu een zichtbare groep overkomt, komt aan de onderkant van de samenleving al jaren veel vaker voor. Nogal wat mensen kunnen hun huur niet betalen vanwege onvoorziene rampspoed. Zij bezorgen corporaties naar schatting jaarlijks zo’n twee procent verlies aan huurinkomsten en zichzelf een jarenlang slepende ellende van huurachterstanden, incassoprocedures en overleven op de rand van de financiële afgrond. 
Dat heeft iets wrangs. De volkshuisvesting in Nederland is gebouwd op onderlinge solidariteit. Het is een sector die groot geworden is met de dubbeltjes, kwartjes en guldens van de leden van woningbouwverenigingen. De verenigingen waren streng als het ging om het betalen van de huur, maar als de leden door pech, nare ziekten of overlijden werden getroffen dan werd er in verenigingsverband, via bewonerscommissies of door woonmaatschappelijk werkers ‘iets’ geregeld. 
Die praktijk is veranderd met de introductie van de huursubsidie en het verbod op inkomenspolitiek, door de schaalvergroting, de verzelfstandiging en verzakelijking, het opheffen van de verenigingen en de transformatie van leden tot individuele woonconsumenten. Dat huurders en medewerkers van corporaties ook nog iets van een solidaire gemeenschap zouden kunnen vormen, dat besef is weg. 
Dat gemis raakt aan de identiteitscrisis waarmee corporaties vandaag worstelen. Van wie zijn ze eigenlijk? Waar staan ze voor? Wat is solidariteit? Mijn voorstel is om de coronacrisis aan te grijpen iets van dat oude fundament te herstellen. Dat kan eenvoudig door in de exploitatie niet alleen middelen te reserveren voor fysiek onderhoud, maar ook voor sociaal onderhoud. 
Zo ontstaat een solidariteitsfonds waar huurders in financiële problemen een beroep op kunnen doen. Het fonds kan worden gevuld met een half procent van de huurinkomsten en de opbrengsten uit de extra huurverhoging die scheefwoners moeten betalen. Die extra huurverhoging wordt dan niet een straf (want zo voelt het nu), maar een solidariteitsheffing. De te veel verdienende en dus de facto te goedkoop wonende huurders dragen zo bij aan de steun voor mensen die krom moeten liggen om de huur te betalen. De toekenning wordt gedaan op basis van een helder en simpel reglement door een klein comité van huurders, dat jaarlijks wisselt. Hoe moeilijk kan het zijn? 
Bovendien: vergeleken met de vele miljarden die corporaties omzetten is zo’n initiatief klein bier. De uitgaven van het fonds vloeien bovendien naar de kas van de corporatie zelf. Goed besteed geld dus. Belangrijker is, dat corporaties zich daarmee in ideologische zin op de kaart zetten als organisaties die zich weer om mensen bekommeren en als de nood aan de man komt daadwerkelijk solidariteit bieden. Dat is heel wat anders dan zich te verschuilen achter het idee dat corporaties ‘nu eenmaal’ geen inkomenspolitiek mogen voeren. Alsof pechvogels opzadelen met lange termijnschulden geen vorm van inkomenspolitiek zou zijn. 
 

Jos van der Lans is cultuurpsycholoog en publicist. Hij is columnist van Huurpeil, het kwartaaltijdschrift van de Woonbond. Eerder beschreef hij de geschiedenis van de Amsterdamse corporaties Stadgenoot en De Key. Zie: www.josvdlans.nle

foto: Jesse van Venrooij

 

 

 

Trefwoorden

Reactie toevoegen

Platte tekst

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol type start> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id> <img src alt data-entity-type data-entity-uuid data-align data-caption>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.