Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Eerste verdieping
"Het is maar goed dat de Deltawerken af zijn"

Twaalf jaar wethouderschap zit erop. Duco Stadigs laatste periode stond volledig in het teken van het op gang krijgen van de bouwproductie. Daarmee startte ook een veldtocht tegen alle procedures en wet- en regelgeving die het bouwen steeds ingewikkelder maken. “Het is maar goed dat de Deltawerken al af zijn. Dat zou nu niet meer kunnen.”

Exit-interview:
Duco Stadigs veldtocht tegen de stroperige samenleving

Met een mengeling van opluchting en weemoed brengt Stadig zijn laatste weken door op het stadhuis. De druk is van de ketel. De pijp wordt vaker aangestoken, de stropdas minder omgedaan. “Regelmatig denk je: hoera dat hoeft niet meer. Dat is voor mijn opvolger. De weemoed is er als je tegelijkertijd ontdekt dat je er niet meer bij hoort. Er worden plannen bedacht, akkoorden gesloten zonder dat je erbij wordt betrokken. Dat is wennen.”
We treffen de wethouder in zijn laatste week. Het profiel van Stadig is dezer maanden al veelvuldig geschetst. Veelal wordt hij neergezet als een gedegen wethouder, rechtdoorzee, slim en met een enorme dossierkennis. Maar ook als een wat hoekige persoonlijkheid, die moeilijk kan omgaan met mensen van wie hij vindt dat er onzin uit komt en mensen die hem een kunstje hebben geflikt tot in lengte van jaren negeert.

“Burgers kunnen alles aangrijpen om maar door te procederen. Het is volledig uit de hand aan het lopen”

Het tijdperk Stadig omvat de bouw van het Java-eiland, de aanleg van IJburg, de switch van IJ-as naar Zuidas, de grootschalige reconstructie van de Bijlmer en de start van de herstructurering van de Westelijke Tuinsteden. Maar hoe gaat Stadig nu de geschiedenis in? Als inderdaad de grote bouwwethouder of als de man die in zijn bouwijver de stad met een financiële ramp achterlaat, zoals Het Parool ons wil doen geloven.
Stadig: “Het op gang brengen van de woningbouwproductie was de belangrijkste reden waarom ik nog een periode bleef. Dat is met de start bouw van ruim 19.000 woningen ook goed gelukt. Maar die financiële ramp? Onzin. Ik heb voor de verkiezingen gewaarschuwd dat áls we op dezelfde manier doorgaan, we over vier jaar op dat veelgenoemde tekort van 300 miljoen euro afstevenen. Ik had ook niks kunnen zeggen. Dan hadden ze waarschijnlijk een iets ander programakkoord geschreven met meer leuke dingen voor de mensen erin. Vervolgens hadden ze na een paar jaar op financiële problemen gestuit. Dan hadden ze natuurlijk gezegd dat die Stadig had moeten waarschuwen. Nu word ik voor sommigen als boodschapper de oorzaak van de problemen. Het zij zo. Ik ben toch tevreden dat ik het zo heb gedaan.”

Het college heeft nu direct maar besloten de sociale grondprijs af te schaffen. Verstandig?
“Het is financieel onvermijdelijk dat corporaties de normale prijs gaan betalen. Ze moeten inzien dat de gemeente niet anders kan. Het nieuwe college wil toestemming voor verkoop van corporatiewoningen nu koppelen aan nieuwbouw. Dus corporaties die bouwen mogen verkopen. In welke verhouding moet nog blijken, maar het is op zich een redelijk verhaal. Als een corporatie een woning verkoopt, houdt zij gemiddeld een ton over. Daarmee kun je best de onrendabele top van een nieuwe woning financieren. Maar er dreigt wel een nieuwe bureaucratie. Hoe ga je aantallen nieuwbouw en verkoop tellen? Per jaar? Voor je het weet ben je met een geweldige uitvoeringsdiscussie bezig die nergens over gaat. Als je nu door je oogharen kijkt welke corporatie verkoopt en wie veel bouwt, komt dat redelijk overeen. Dat gaat dus vanzelf al een beetje zo. Daar kun je iets meer vorm aan geven, maar daar moet je het wel bij laten.”
Bij het aanpakken van de bouwstagnatie heeft u de corporaties in 2003 een aantal financiële handreikingen gedaan. Mede daardoor werd de cultuur van wachten en naar elkaar wijzen doorbroken. Is het gevaar niet levensgroot dat we dat nu weer terug krijgen?
“Ik beschouw wat corporaties in kranten zeggen maar als inleidende beschietingen. Dat hoop ik tenminste. Het lijkt me heel verstandig als gemeente en corporaties snel tot zaken komen, anders dreigt een loopgravenoorlog. Corporaties moeten beseffen dat ze niet meer om subsidies moeten leuren, want die zijn er niet meer. Omgekeerd kan de gemeente niet veel eisen meer stellen nu ze corporaties een commerciële grondprijs rekent. Als beide partijen zich dat bewust zijn, moeten ze er uit kunnen komen.”

De stroperige samenleving

U hebt De Grote Vereenvoudiging doorgevoerd en tweemaal het Rijk bestookt met de tien grootste Amsterdamse ergernissen rond landelijke wet- en regelgeving. Nu organiseert u ook nog een afscheidssymposium over dit onderwerp. Bureaucratische stroperigheid is wel een favoriet onderwerp van u geworden.

“Het is onvermijdelijk dat sociale grondprijs wordt afgeschaft”

“Dat is zeker niet uit hobbyisme. Ik zit hier nu twaalf jaar. Als je ziet hoeveel ingewikkelder het is geworden om te bouwen. En het gaat maar door. Toen de Raad van State de plannen van IJburg II tegenhield, zei Jan de Jong, mijn vroegere baas bij de Federatie, dat het maar goed was dat we de Deltawerken achter de rug hebben. Dat had niet meer gekund in het Nederland van nu. Zo is het. Het is allemaal zo moeilijk geworden. Je mag nergens een foutje maken. Burgers kunnen alles aangrijpen om maar door te procederen. Het is volledig uit de hand aan het lopen. Of, om het chiquer te zeggen: onze paradigma’s lopen vast.”

Amsterdam heeft in het verleden zelf flink bijgedragen aan die complexiteit. Met zijn gelaagde bestuur, zijn vele diensten en commissies, zijn extra eisen voor de bouwkwaliteit.
“Dat is zo. Maar Amsterdam is daar niet uniek in. Hoe het komt? Politici willen dingen, daar zijn ze voor, daar worden ze op aangesproken. En vroeger kon dat ook, want we hadden veel subsidiegeld te verdelen. Het is legitiem om voorwaarden aan subsidieverlening te verbinden. De subsidie is verdwenen, maar daarmee is de habitus - van wij willen dingen en die leggen we op - nog niet verdwenen. Dit zit ingebakken in de politiek. In Amsterdam is in ieder geval, dankzij de Grote Vereenvoudiging en bouwenvelop, grote winst geboekt.”

Maar de kans is natuurlijk levensgroot dat het woud aan regels en procedures zo weer dicht groeit. Zijn er wel zelfreinigende mechanismen ingebouwd?
“Dat is natuurlijk een gevaar. Er zitten twee mogelijkheden tot zelfreiniging in het systeem. Er is de nieuwe rol van het OGA. Dat toetst plannen van de stadsdelen conform de geest van de nieuwe aanpak. Daar hebben ze ook belang bij, want complexiteit kost geld. Ik ben al weer plannen tegengekomen waarin een stadsdeel zoveel details in de bouwenvelop wilde stoppen dat het weer net zo vastgeregeld was als vroeger. Maar zo doen we het niet meer. Je geeft nu vierkante meters uit en maakt globale afspraken. Dan hoor ik als argument dat de overheid zo zijn voorzieningen niet goed kan plannen. Dat is een drogreden. Dat kan de overheid namelijk evengoed niet. IJburg was tot en met gepland. Maar toch moet het ene na het andere noodlokaal worden aangesleept. Mensen doen altijd andere dingen dan wij denken dat ze gaan doen. Je moet dus plannen voor flexibiliteit.
Maar het is ook nodig dat opdrachtgevers een tegenkracht vormen. Als corporaties en andere ontwikkelaars dit proces niet tamelijk assertief bewaken, kun je voorzien dat het weer wegglijdt. Ik zeg wel eens tegen een corporatie: zeg gewoon dat je zo’n wens meeneemt. Dan zie je later wel. Een bouwvergunning wordt nooit geweigerd omdat je je tot de regels beperkt.”

U hebt in 2003 en in 2005 een toptien van ergernissen over Haagse regelgeving aan VROM gestuurd. Tevreden over de reactie?
“Met de kwaliteit van de dialoog met dat ministerie ben ik niet blij. Dat zit vooral in de ambtenarij overigens. Neem nu de verscherping van de EPC-norm. De aangekondigde verlaging levert het milieu weinig op, maar betekent een aanzienlijke verhoging van de bouwkosten. Daarnaast is de kans groot dat bewoners een airco gaan installeren om nog een beetje frisse lucht te krijgen. Weg milieuvoordeel. Wij sturen daarover twee gedetailleerde brieven. Wat laten VROM-ambtenaren minister Dekker in de Kamer zeggen? Dat ze niet weet wat Amsterdam ervan vindt.
Het kost enorm veel tijd regelgeving aangepast te krijgen. Neem de Wet Geluidhinder. We hebben ons in 2003 sterk gemaakt voor een technische aanpassing rond de definiëring van ‘dove gevels’. Een kleine wijziging, maar voor ons van zeer praktische betekenis. Dat zag men in Den Haag ook in, maar die wetswijziging is nog altijd niet door de Eerste Kamer. Daar is weer een eigen traject ontstaan waarin allerlei andere onderdelen van die wet ook ter discussie zijn komen te staan. Op zich terecht, want die wet is verouderd en hopeloos ingewikkeld. Maar de praktijk is dat we al jaren wachten tot die ene ergernis wordt weggenomen.”
Ook de vereenvoudiging van de Milieu Effect Rapportages schiet volgens Stadig helemaal niet op. “Volgens ons is voor herstructurering van de bestaande stedelijke omgeving helemaal geen MER nodig. Je vervangt huizen door huizen! VROM onderschreef dat en stelde dat met de ‘strategische milieubeoordeling” (SMB) de MER niet meer hoefde. Inmiddels is de SMB van kracht, maar de MER ook nog! Voorlopig zitten we met twee regelingen.
Om het nog erger te maken heeft De Raad van State recentelijk uitgesproken dat gemeenten de adviezen van de Commissie MER in bestemmingsplannen moeten verwerken - althans zo wordt het ambtelijk geïnterpreteerd. Daarmee wordt de integrale afweging door de gemeenteraad verder uitgehold en onze expertocratie weer een stapje uitgebouwd.
Ook op veel andere punten uit het ergernissenlijstje uit 2003 blijkt nog niet veel voortgang geboekt. Wel wil Stadig minister Veerman complimenteren. Die heeft volgens hem de Flora- en Faunawet behoorlijk verbeterd: “In mijn eigen woorden: van zeldzame beestjes is nu vastgesteld in welke gebieden ze vooral voorkomen. In die gebieden worden ze beschermd, daarbuiten hoef je geen bijzondere maatregelen te nemen als er eentje gevonden wordt. Dat is een enorme verbetering. Het gaat er natuurlijk niet om overal te bouwen maar om intelligente regelgeving. Burgers krijgen nu veel te veel mogelijkheden er misbruik van te maken.”
Van de kabinetsprioriteit van “minder, eenvoudiger en vooral effectievere regels” merkt Stadig kortom nog niet veel. Naar aanleiding van zijn laatste lijstje met ergernissen in oktober 2005 kreeg hij een ‘verdrietige’ reactie van de minister ook eens te kijken naar wat er allemaal wél gebeurt. Stadig: “Ik heb vervolgens nog maar eens en detail aangegeven waar onze problemen liggen. Zij denkt nog altijd dat de nieuwe Omgevingsvergunning (voorheen ook wel VROM-vergunning genoemd, redactie) veel gaat oplossen. Ik niet.“
Met de Omgevingsvergunning wil VROM de verlening van een aantal vergunningen voor wonen, milieu en ruimte bundelen in één integraal traject. Stadig: “Mijn deskundigen zeggen dat zo’n totaalvergunning niet werkbaar is. Het zou betekenen dat op het moment van aanvraag
alles bekend en gedocumenteerd moet zijn. Anders gaat de aanvraag gegarandeerd lek bij een bezwaarprocedure en moet alles over. Zo’n integrale aanpak werkt bij simpele projecten, maar is bij ingewikkelde onmogelijk. Wij zeggen daarom: prima zo’n omgevingsvergunning, maar laat het oude systeem ook intact anders zijn we nog verder van huis.”

“We vergaderen ons suf”

Pal na de start van Stadigs wethouderschap in 1994 strandde de vorming van de stadsprovincie. Sindsdien doken talrijke overlegorganen op om de behoefte aan regionale sturing in te vullen: ROA, Noordvleugeloverleg, Deltametropool, Regio Randstad, Atelier Almere-Amsterdam en Holland Acht. Een rondreizend vergadercircus?
“We vergaderen ons inderdaad suf. Dat komt omdat er nooit ergens een besluitvormende vergadering is. Niemand gaat ergens over. Na het afblazen van de stadsprovincie hebben we besloten te zoeken naar wat ons bindt in de regio. Het is niet anders.”
Het meest positief is Stadig over WoningNet. “Dat werkt. Onze buren zijn nu ook de fase van angst voor een invasie van Amsterdammers voorbij. Daarmee hebben we echt een regionale woningmarkt gecreëerd.”

Maar in praktisch alle beleidsdocumenten van Amsterdam, of het nu gaat over overmaat, huurprijzen, aantallen koopwoningen, de liberaliseringsplannen van Dekker, zie je altijd uitsluitend Amsterdamse cijfers. Dan lijkt ineens die regionale woningmarkt helemaal niet te bestaan?
“Dat klopt. Die gegevens zijn er gewoon niet. Eigenlijk zou onze Dienst Wonen aan het ROA moeten worden opgehangen.”
Stadigs ideaal is een aantal Randstedelijke agglomeratiegemeenten in een nieuwe provincie Holland. “Een dergelijke agglomeratie zou uiteindelijk moeten doorgroeien naar één gemeente; bij ons dus een fusie van Amsterdam, Diemen, Zaanstad, Haarlemmermeer en Amstelveen. En om die stedelijke agglomeraties heen een compacte provincie. Daar hoort Almere bij maar niet de rest van Flevoland en evenmin de kop van Noord-Holland en de Zuid-Hollandse eilanden. De afstemming tussen de stedenagglomeraties wordt dan bewaakt door één provincie. Die is dan verantwoordelijk voor het open houden van het groene hart, infrastructuur en waterbeheer en regionale economische afstemming. Wat ons in de Randstad bindt is het gemeenschappelijke besef dat onze internationale concurrentiepositie verslechtert. Daarom moeten we beter samenwerken en ons specialiseren.”

Voor een wethouder van wonen gaat het bij u wel heel veel over projecten en procedures, en weinig over mensen. Voor wie bouwt u eigenlijk? Voor degenen die nu in Amsterdam wonen, die er zouden willen wonen of die er economisch gezien eigenlijk zouden moeten wonen?
“In de eerste plaats bouw ik niet zelf. Verder kan ik niet bepalen wie in Amsterdam mag wonen. De koopwoningenmarkt is bijvoorbeeld geheel vrij. We kunnen nog iets zeggen over de huurwoningen, maar dan alleen onder de huursubsidiegrens. De sturingsmechanismen zijn heel beperkt. Je kunt wel dingen tegenhouden, maar weinig afdwingen. We hebben die discussie over creatieve kenniswerkers gehad. Maar wie zijn dat? Een starter die een studentenwoning nodig heeft, een pas afgestudeerde academicus die een niet te dure koopwoning zoekt of een gearriveerde hoogleraar. Niemand kon dat aangeven. Het is kortom flauwekul voor dat soort doelgroepen te bouwen. Er willen structureel meer mensen in Amsterdam wonen dan er huizen zijn, het enige wat daar aan helpt, is bijbouwen.
“Dat het veel over techniek gaat is inherent aan mijn functie. Ik ben wethouder van een federatie van stadsdelen. Ik stuur vooral geldstromen. De feitelijke uitvoering gebeurt op stadsdeelniveau. Ik heb mijn opvolger wel geadviseerd nog meer prioriteit te geven aan de sociale poot van de stedelijke vernieuwing. Maar de fysieke vernieuwing moet wel doorgaan.”

Fred van der Molen