Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Tweede verdieping
De stadsdelen nieuwe stijl gaan alleen nog over de uitvoering
Stadsdeelbestuurders vrezen machtsstrijd

Amsterdam reorganiseertHet einde van het huidige stadsdeel is nabij. In de stadsdelen nieuwe stijl gaat het alleen nog om de uitvoering. Toekomstige bestuurders vrezen voor onvoldoende deskundige ambtenaren, te geringe beleidsruimte en een nieuwe machtsstrijd met de Stopera.

Stadsdeel nieuwe stijl
Amsterdam houdt zeven stadsdelen. Maar na de verkiezingen van 14 maart houdt na ruim twintig jaar het taakrijke stadsdeel op te bestaan. Dat is afgedwongen door het kabinet. De coalitie van VVD en PvdA wil minder bestuurlijke drukte en minder kosten. De Gemeentewet (artikel 83) biedt nog wel ruimte voor de instelling van bestuurscommissies. De bevoegdheden van dergelijke commissies beperken zich tot eenvoudige uitvoering. Elk stadsdeel krijgt daarvoor een budget. Belangrijke bevoegdheden, zoals besluitvorming over bestemmingsplannen, zijn voorbehouden aan de gemeenteraad. De bestuurscommissies worden direct gekozen. Wel zijn de commissies veel kleiner dan de huidige stadsdeelraden. Ook verdwijnt het duale bestuur. Elke bestuurscommissie telt dertien (Centrum, Noord, Zuidoost) of vijftien leden (Oost, West, Nieuw-West en Zuid), inclusief de drie leden van het dagelijks bestuur.

Na de gemeenteraadsverkiezingen is het afgelopen met de huidige stadsdelen. In de stadsdelen nieuwe stijl ligt de nadruk op de uitvoering. De nieuwe ‘bestuurscommissies’ beschikken niet over een eigen begroting. En hun werk moet binnen door de gemeenteraad geformuleerde kaders passen. Stadsdeelwethouder Thijs Reuten (PvdA), kandidaat voor het dagelijks bestuur in Oost, vraagt zich serieus af of hij straks voldoende mogelijkheden heeft om de problemen van bewoners en ondernemers op een praktische manier op te lossen. “Ik wil doen wat ik nu ook doe; er komen ontwikkelaars, bouwers en burgers bij kantoor Oost van de gemeente Amsterdam langs. Zij moeten goed en snel worden geholpen. Zonder tussenkomst van het college of de gemeenteraad. En met meer service dan we eerder gewend waren.”
Verloop reorganisatie
Het verloop van de reorganisatie stelt Reuten allerminst gerust: “Er is veel onduidelijkheid over de toekomstige organisatie. De voorgenomen reorganisatie is veel forser dan bij de instelling van de stadsdelen indertijd. Ik maak me zorgen over de continuïteit. We kunnen niet zeggen: wegens reorganisatie is de winkel gesloten. De basisdienstverlening moet op orde zijn.”
Twee jaar geleden, zo zegt Reuten, is de afspraak gemaakt Amsterdam met minder beleid en minder geld te gaan besturen. “Ik vrees echter voor nog meer beleid.” Ook vreest hij voor onvoldoende passend beleid. “Bepaalde krachten in ons stadsbestuur denken alleen in uniforme, stadsbrede oplossingen. Ik ben een sterk tegenstander van one size fits all. Dat werkt niet in Amsterdam. Neem de wijkaanpak. Stadsdelen doen dat op hun eigen manier. Dat moet zo blijven. Het kan niet zo zijn dat we straks één manier van gebiedsgericht werken krijgen voorgeschreven. We kunnen alleen succesvol zijn, het woord zegt het al, als we gericht op het gebied kunnen werken. De Transvaalbuurt is geen IJburg. We moeten ruimte houden voor maatwerk.”

Havenstraatterrein

Sebastiaan Capel (D66), nu nog lid van de gemeenteraad en bij de komende verkiezingen voor de bestuurscommissie lijsttrekker in Zuid, benadrukt ook het belang van voldoende beleidsdifferentiatie. “Bestuurscommissies moeten oplossingen kunnen aandragen die passen bij hun gebied. Neem de herontwikkeling van het Havenstraatterrein. Dan is het belangrijk dat Zuid zelf de afweging kan maken hoeveel voor middeninkomens bereikbare huurwoningen daar moeten worden ontwikkeld. Elders in de stad kan dat percentage weer anders zijn. Die ruimte is cruciaal voor het functioneren van de stadsdelen.”
Stadsdeelwethouder Paulus de Wilt (GroenLinks) van Nieuw-West deelt de zorgen van Reuten en Capel. Hij heeft lang getwijfeld over zijn kandidatuur voor de bestuurscommissie. Niet alleen vanwege de onduidelijkheid over de verhouding tussen stad en stadsdelen. Ook de slechte rechtspositie speelde een rol. De bestuurders van de bestuurscommissie komen na afloop van hun termijn in 2018 – De Wilt is dan 62 jaar oud – niet in aanmerking voor wachtgeld. Bovendien maakte hij de afgelopen jaren al een ingrijpende reorganisatie mee. “De samenvoeging van drie stadsdelen tot het huidige Nieuw-West heeft ons lange tijd van ons werk gehouden. Nogmaals een ingrijpende reorganisatie meemaken is niet het leukste perspectief. ”

Ervaren bestuurders

De Wilt heeft zich toch beschikbaar gesteld, omdat de stadsdelen volgens hem behoefte hebben aan ervaren bestuurders. “Dat wordt belangrijk. Ambtenaren van de centrale stad zullen hun stempel proberen te drukken op.de uitvoering in de stadsdelen. Er zijn diensten die denken dat zij straks de regie voeren. Nu al wordt van mijn stadsdeelambtenaren verwacht dat zij over allerlei zaken aan de diensten rapporteren. Hoe beteugelen wij die drift? Dan hebben we ervaren bestuurders nodig die daar tegenin gaan en de weg in de Stopera goed kennen.”
Over gebrek aan kennis in de stadsdeelorganisatie maakt hij zich minder zorgen. “In de praktijk zullen mensen langere tijd in het stadsdeel werken. Wel vraag ik mij af wat er gebeurt als een ambtenaar een probleem signaleert. Stapt hij dan naar de baas op het Weesperplein of naar zijn stadsdeelbestuurder?”
Allerlei taken verdwijnen uit de stadsdelen. Van de verantwoordelijkheid voor onderwijshuisvesting tot de vaststelling van bestemmingsplannen. De bestuurscommissie kan niet meer doen dan een bestemmingsplan voorbereiden. De formele vaststelling is een zaak van de gemeenteraad, zo heeft Den Haag besloten. Juristen hebben de procedures uitvoerig onderzocht, maar de wetgever biedt geen andere mogelijkheid. Wordt daarmee de weg geopend naar nieuwe stroperigheid? Capel hoopt toch echt dat de raad zich terughoudend zal opstellen. “De gemeenteraad zou er verstandig aan doen bestemmingsplannen alleen marginaal te toetsen. Vraag is of de raad dat ook gaat doen. De tijd zal het leren.”

Gebiedsontwikkeling

Wie is er straks verantwoordelijkheid voor gebiedsontwikkeling? Voor grondexploitaties tot maximaal 5 miljoen euro is het stadsdeel de opdrachtgever. Dergelijke projecten tellen niet mee voor het Vereveningsfonds. Is de grondexploitatie omvangrijker, dan bepaalt het college - afhankelijk van de risico’s - wie de verantwoordelijkheid voor het project draagt. De Wilt kan met die regel leven, mits iedereen zich aan die afspraak houdt. “Ik ben bang voor een machtsstrijd. Dat wel wordt besloten een project aan het stadsdeel te laten, maar dat een centrale dienst zich daar toch mee gaat bemoeien.”
Reuten benadrukt het belang van betrokkenheid, ook als een project formeel niet bij het stadsdeel hoort. “Als het zich afspeelt in een van mijn buurten, dan wil ik daar bij betrokken zijn. Immers, het stadsdeel heeft er voor te zorgen dat mensen zich prettig voelen in hun buurt.”
Reuten wijst nog op een ander risico. Hij is blij dat wethouder Van Poelgeest heeft gewied in het aantal bouwplannen en het Vereveningsfonds heeft gesaneerd, maar de planvoorraad droogt volgens hem nu wel in rap tempo op. Het is dus tijd voor nieuw elan. Oost heeft laten zien dat een andere manier van ontwikkelen loont. “Als dat straks allemaal centraal moet gebeuren omdat het stadsdeel onvoldoende ambtelijke kennis en armslag heeft, dan wens ik Amsterdam veel succes met haar ruimtelijke projecten. Dat gaat niet lukken.”

Zie ook: interview met Cis Apeldoorn, beoogd directeur Cluster Ruimte & Economie

Bert Pots