Overslaan en naar de inhoud gaan

Zes Delftse hoogleraren: 'Voorgenomen scheiding taken corporaties nodeloos ingewikkeld'

De door minister Blok voorgestelde administratieve en juridische splitsing van commerciële en niet-commerciële activiteiten van corporaties is risicovol en nodeloos ingewikkeld. Zo vinden zes hoogleraren volkshuisvesting van de TU Delft. In hun visie 'Wonen 6.0: Over de toekomst van de sociale huursector’ pleiten zij voor een eenvoudiger oplossing: geef corporaties de mogelijkheid om een beperkt percentage van hun huurwoningen in de marktsector te verhuren.
Deze marktwoningen kunnen naar hun mening heel goed onderdeel uitmaken van het sociale kernbedrijf. De financiering ervan kan vervolgens door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw worden geborgd. “Dat voorkomt onnodige bureaucratie en nieuwe risico’s,” aldus Peter Boelhouwer, hoogleraar woningmarkt.
Samen met zijn collega’s Marja Elsinga, Vincent Gruis, Hugo Priemus, Jan van der Schaar en André Thomsen laat hij geen onduidelijkheid bestaan over de focus van de corporatiesector. Corporaties moeten zich niet bezighouden met commerciële activiteiten en zich concentreren op hun kerntaken: het zorg dragen voor betaalbaarheid, beschikbaarheid, en goede en energiezuinige kwaliteit van sociale huurwoningen, alsmede een inbreng in de leefbaarheid van wijken.
Daarnaast pleiten de hoogleraren voor een sterke en onafhankelijke toezichthouder. Anders dan Blok, die het toezicht onder zijn ministerie wil brengen, vinden zij het beter het integrale toezicht wettelijk te borgen. De toezichthouder moet zelfstandig en onafhankelijk en op eigen gezag slagvaardig kunnen handelen. De taken van deze externe toezichthouder dienen naast het financiële toezicht ook de rechtmatigheid, het staatssteundossier en de governance te omvatten. Bovendien zou deze toezichthouder de inzet van de financiële middelen van de corporaties moeten beoordelen op efficiency en risicobeheersing en op de beleidsopgaven die woningcorporaties zich gesteld hebben in overleg met de gemeenten en huurdersorganisaties.
Een derde aanbeveling gaat over de rechten op zelforganisatie en zelfbeschikking van de huurders. Dit kan beter vorm krijgen door op complexniveau zelfbeheer te versterken. Ook moeten huurders meer invloed krijgen op het beleid van corporaties.