Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
De schaamte voorbij?

Co Verdaas
Co Verdaas is sinds 2003 lid van de Tweede-Kamerfractie van de PvdA.
Daarvoor werkte hij achtereenvolgens bij de universiteiten van Nijmegen en Utrecht, bij de gemeente Zwolle en als laatste als manager Woondiensten bij woningcorporatie SWZ in Zwolle.
In de Kamer houdt hij bezig met Ruimtelijke Ordening, Infrastructuur en de opvang van dak- en thuislozen.

Ik was net in dienst bij een woningbouwcorporatie toen ik voor de volgende keuze kwam te staan: een gezin dat veel overlast veroorzaakte uitzetten, of de ellende voor de buren nog even laten voortduren en de risico’s nemen van verder oplopende spanningen.
Ik vond het een onmogelijke keuze. Als kind had ik immers van nabij meegemaakt wat ‘asociale’ buren kunnen aanrichten in hun directe omgeving. Dat gun je niemand. Maar wat zou ik oplossen door het gezin op straat te zetten? Akkoord, ik had als corporatiemanager een lastige klant minder, maar ik wist op voorhand dat het gezin bij vrienden of familie zou intrekken of definitief tot een zwervend bestaan zou besluiten. Het probleem zou zich in het gunstigste geval dus verplaatsen naar een ander adres, maar waarschijnlijk zou het probleem groter worden. Een besluit tot uitzetten zou in ieder geval niets oplossen, voor de samenleving noch voor de betrokkenen zelf.
De meest logische aanpak leek mij dan ook dat ik het gezin zou uitzetten naar een andere woning. Geen gelijkwaardig rijtjeshuis, dat zou niet werken, maar een sobere wooneenheid of opvang waar het gezin geen overlast kon veroorzaken. Zo zou ik deze mensen niet uit het oog verliezen, kon de hulpverlening er nog bij en zou het gezin wel degelijk voelen dat er iets aan de hand was.
Het leek mij de meest logische aanpak, maar ik zal u besparen waar je tegenaan loopt als je voor de meest logische aanpak kiest. Het was de straat of voortdurende overlast en ellende in het rijtjeshuis. Toen is het idee van de woonladder geboren. Tussen de straat en het rijtjeshuis ontbreekt naar mijn overtuiging een aantal treden op de woonladder. Hoeveel waardering ik ook heb voor de talloze initiatieven voor de opvang van dak- en thuislozen, het ontbreekt vaak aan een structurele aanpak. En wat je van de straat weet op te vangen wordt jaarlijks even gemakkelijk weer aangevuld: elk jaar worden immers zo’n 8500 huishoudens in Nederland op straat gezet.
Wat mij betreft komt er dan ook allereerst een verbod op het op straat zetten van mensen. Je zet uit naar een lagere trede op de woonladder, maar niet naar straat. Wat de overtreding ook is geweest, hoe gek of asociaal of verslaafd iemand ook is. Een uitzetting naar straat lost niets op.
Omgekeerd moet de weg terug op de woonladder vereenvoudigd worden. Wie jarenlang op straat heeft geleefd, heeft allereerst behoefte aan zekerheid op zijn eigen bed. Pas dan zal iemand enigszins rust vinden en voor hulpverleners aanspreekbaar zijn.
We moeten ook erkennen dat niet iedereen weer zelfstandig zal kunnen wonen. Sommigen zullen altijd begeleiding nodig hebben of in het ergste geval onaanspreekbaar blijven.
Ook dat moeten we accepteren, niet omdat ik mensen wil afschrijven of opgeven, maar omdat iedereen recht heeft op de plek die hem of haar het beste past.
Binnenkort bespreken we in de Kamer het aanvalsplan dak- en thuislozen voor de G4. Goed hoor, om 170 miljoen te investeren in een poging iedereen binnen een paar jaar van passend onderdak te voorzien. Ik zal het plan ook zeker steunen in de Kamer, maar het is natuurlijk om je de ogen uit de kop te schamen dat het zover heeft moeten komen. Misschien is dat ook wel de reden dat de handen nu ineen worden geslagen en middelen worden vrijgemaakt: de ultieme schaamte dat we het zo uit de klauwen hebben laten lopen. De schaamte dat we elk jaar duizenden mensen op straat donderen. De schaamte dat we in zo’n welvarend land als Nederland niet in staat zijn om iedereen van een droog, schoon en veilig bed te voorzien. De schaamte dat we dachten dat een ander het wel voor ons zou oplossen.
Nu maar hopen dat we de schaamte nog niet voorbij zijn ….