Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Eerste verdieping
Interview San Verschuuren (dRO): waarom Amsterdam Almere nodig heeft
‘Meer dan een gedwongen liefde’

Wat wil Amsterdam van Almere? San Verschuuren, teamleider stad, regio en infrastructuur van de Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam pleit voor uitwisseling, verdeling van taken en samenwerking. Geen overloopgebied, maar één zijde van een dubbelstad aan het IJmeer. Zo zou een deel van de Universiteit van Amsterdam op termijn naar Almere kunnen verhuizen, maar dan moet de nieuwe stad wel goed bereikbaar zijn.

 Amsterdam is al lang niet meer een op zichzelf staande stad, maar het middelpunt van een regio, zo verklaart Verschuuren. “De ruimte op het oude land is belegd met alle mogelijke functies. Er is weinig ruimte om ons verder te ontwikkelen, ook al is Amsterdam kampioen in het transformeren van de bestaande stad. We denken binnen de bestaande stad de komende dertig jaar nog 70.000 woningen te kunnen bouwen. Maar dat is niet voldoende om alle mensen die hier willen wonen te kunnen huisvesten. Almere is dus onmisbaar om te voldoen aan de ruimtevraag. Maar het gaat niet alleen om woningbouw. We krijgen ook een gebrek aan bedrijventerreinen. En we zoeken plek voor onderwijsinstellingen en wetenschappelijke instituten.”

Almere is onmisbaar om te voldoen aan “de ruimtevraag”

Vandaar dat beide steden sinds enige tijd hard nadenken over de toekomst aan weerszijden van het IJmeer. Dat wordt gedaan in de Verkenning IJmeer en in het gezamenlijke IJmeer-atelier. Een plek waar ontwerpers op een vrije manier onderzoek kunnen doen naar de vraag hoe een nieuwe stad aan het IJmeer eruit kan zien en welke problemen dat vervolgens geeft. “Het gaat niet om een eenvoudige rekensom. Het is een ontdekkingsreis. Nu al blijkt er meer synergie mogelijk dan we eerst hadden gedacht. Ik krijg steeds meer hoop dat we iets zullen bedenken waardoor het hele gebied er beter van wordt. Een betere stad, een betere verkeersafwikkeling, betere natuur en betere waterkwaliteit.”

Voor het einde van het jaar zal het huiswerk gedaan zijn. Het gaat Verschuuren nadrukkelijk om meer dan een gedwongen liefde. Hij wil evenmin spreken over Almere als tweede keus. “Ook wij hebben gedurende 25 jaar alleen maar over hen nagedacht in termen van overloopgebied. Alleen dat woord al. Alsof het een putje is. Het gaat hierbij overigens om een rol van wezenlijk belang. Amsterdam is duur. De prijzen zijn er zo hoog, dat een deel van de mensen naar de voorstad vertrekt om daar hun ideaal te realiseren. Vorig jaar was de helft van de mensen die zich in Almere hebben gevestigd van allochtone afkomst. Vooral de Surinaamse middenklasse maakt tegenwoordig die stap. Voor hen is de nieuwbouw in de Bijlmer een fractie te duur. Vanwege de grote woningvoorraad zal Almere ook in de toekomst die rol vervullen. Bestaande woningen zijn altijd goedkoper dan onze nieuwbouw. Maar al die mensen blijven op Amsterdam georiënteerd: daar zijn de voorzieningen, daar werken ze.”

De voorstad verstopt achter de dijk van het IJmeer telt nu zo’n 175.000 inwoners. Suburbaan. Met overwegend laagbouw van middelmatige kwaliteit. Verschuuren kent de zorg van zijn vakgenoten dat Almere overwegend zal doorgaan op die weg. “Maar dan blijf je zitten met een halfwassen stad. Dan blijft het nog jarenlang een klagerige kwestie. Een stad met grote maatschappelijke problemen, een groot gebrek aan voorzieningen en een slechte bereikbaarheid.”

Een echte stad

Hij wil zich niet laten leiden door dat sombere beeld. “Ik laat me liever inspireren door wat mogelijk is als beide steden met elkaar worden verbonden. Wat gebeurt er als Almere een transfusie krijgt van de echte stad? Almere-Pampus is daarvoor de aangewezen plek. Stel, er ontstaat een stedelijk gebied met een levendig waterfront, boulevards, uitgaanscentra, kantoren en bijzondere woonmilieus. Van een allure waar de hele stad zich aan kan optrekken.”

Over woningaantallen wil Verschuuren hier niet spreken. “Het gaat niet zo zeer om het aantal woningen. Dat is klassieke planologie. Het gaat erom dat we nadenken over stedelijke milieus. Met niet alleen woonbuurten, maar met slimme combinaties van wonen, werken en voorzieningen.” Het goede voorbeeld ligt naar zijn idee binnen handbereik. “Kijk naar Oud Zuid. Een gebied met voor die tijd al hoge dichtheden. En overal een levendige begane grond: veel winkels, werkplekken, scholen en andere voorzieningen.”

Als zo’n levendige stad binnen handbereik komt, dan kan er volgens Verschuuren worden nagedacht over uitwisseling en taakverdeling. “Beide steden zouden afspraken kunnen maken over de hoofdaandacht. Amsterdam is goed in cultuur: concerten, toneel. Almere zou een belangrijke rol kunnen vervullen als het gaat om binnensport. De nieuwe stad kan Amsterdam ook ontlasten van bepaalde ruimtedruk. Ik denk dan aan de Universiteit van Amsterdam. Sommige onderzoeksinstituten en faculteiten vreten ruimte. Zij kunnen tegen een gunstige prijs in die ruimtevraag voorzien.”

Op bepaalde terreinen is volgens hem een zekere specialisatie ook al gaande. “Kijk naar film- en tv-bedrijven. Amsterdam is de plek van de talkshows. Grote studiocomplexen staan in Aalsmeer en Hilversum. Almere raakt steeds meer in trek bij bedrijven die zich bezighouden met technische afwerking. Iedereen zoekt in de regio de plek die het beste past. Wij moeten die keuze bieden.”

Bereikbaarheid grootste probleem

Cruciaal in het nadenken over alternatieve vestigingsplekken en het aanwakkeren van de verhuisbereidheid, is de kwaliteit van de infrastructuur. “De bereikbaarheid is het grootste probleem. We ondervinden nu al de negatieve gevolgen van gigantische verkeersstromen. Het Rijk wil in 2006 de knoop doorhakken over de toekomst van Almere. Als dan de uitspraak wordt gedaan dat men vertrouwen heeft in Almere als grote stad, de vierde stad van Nederland, en dat een dergelijke stad voor het Noordelijke deel van de Randstad onontkoombaar is, dan zit je automatisch vast aan de komst van een nieuwe verbinding. Dan valt er nog te praten over een brug of een tunnel. Over een goedkope of een dure oplossing, maar dan kunnen we echt verder.”

Over de kansen van een dure oplossing durft hij niet te speculeren. “Beide steden zijn heilig overtuigd van de meerwaarde van een brugverbinding door het IJmeer. Het kan dienen als een symbool voor de nieuwe samenhang. Pure berekeningen geven ons alleen nog niet het voordeel. Met verbreding van de Hollandse Brug en verdubbeling van de treinverbinding kunnen evengoed veel meer mensen zich verplaatsen.”

Extra complicatie is de eenzijdige verantwoordelijkheid van het Rijk voor het zware spoornet.

“We hebben studie laten doen naar de mogelijkheden van doortrekking van het metronet via IJburg naar Almere. Zoals de RER in Parijs. Een geweldige hoeveelheid mensen zou dan zonder overstappen zo naar het hart van Amsterdam kunnen reizen. Maar het Rijk zegt: we gaan niet over metrolijnen.”

Goede verbindingen maken volgens hem de weg vrij om echt zaken te doen. “Het zal zich niet beperken tot taakafbakening en uitwisseling. Dan kunnen we ook afspraken maken over bepaalde woonmilieus. Ook interessant voor ons is de ontwikkeling van Almere-Hout. Een wijk met luxe, vrijstaande villa’s in het bos. Een alternatief voor het Gooi. Het vraagt een geweldige investering om van een polder een bos- en waterrijke omgeving te maken. Maar het is wel in het belang van Amsterdam. Die mensen werken aan de Zuidas, winkelen in de PC Hooftstraat en bezoeken het Concertgebouw.”

Voor de korte termijn zou het Ontwikkelingsbedrijf al graag zaken doen met Almere. “We zijn specialist in stedelijk wonen. We zouden onze expertise voor de ontwikkeling van complexe projecten aan hen beschikbaar willen stellen. Dat is uniek. Ik heb wel eens gezegd: na de IJ-oevers en de Zuidas wordt ons volgende project Almere-Pampus. Dat vinden ze niet helemaal leuk, maar het geeft wel de stemming aan. We geloven er echt in.”

Ook wordt er gesproken over een regionale grondbank. “Bedoeling is dat de gronden voor bedrijvigheid zodanig worden uitgegeven, dat de regio daar optimaal van kan profiteren. De opbrengsten worden vervolgens gelijkelijk onder elkaar verdeeld. De onderhandelingen daarover zijn al enige tijd gaande. Het is ingewikkeld. Niemand geeft zomaar zijn eigen Grondbedrijf op. Het zal niet voor de verkiezingen in 2006 zijn, maar ik verwacht dat betrokken partijen daar uiteindelijk wel uitkomen. Die weg gaan we op.”

 

Bert Pots