Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Derde verdieping
De Grote Vereenvoudiging III: point of no return is voorbij
De Grote Omschakeling

Als de helft van de kerosine op is, weet een piloot dat terugkeren onmogelijk wordt. Volgens Arthur Verdellen, Amsterdams woningbouwregisseur, zit De Grote Vereenvoudiging precies op zo’n ‘point of no return’: “We zitten met zijn allen in dat toestel en we kunnen alleen nog maar vooruit denken.” Voor het zomerreces buigt de gemeenteraad zich over een aantal belangrijke beleidsaanpassingen rond de Basiskwaliteit, prestatieafspraken met corporaties en de Bouwenvelop. Vanaf 2006 moeten worden gewerkt met de nieuwe regels.

Zelfs de aanpak van de stroperigheid verloopt stroperig, verzuchtte wethouder Duco Stadig eens in NUL20 over de aanpak van de bouwstagnatie. De titel ‘Transparantie van werk- en besluitvormingsprocessen’ als doelstelling van De Grote Vereenvoudiging zegt eigenlijk al genoeg. Taaie materie. In het Werkplan staat niet voor niets dat de introductie van een andere cultuur en werkwijze nodig is: ‘Beter aansluiten bij de huidige wet- en regelgeving, de markt en financiële situatie’.

“We moeten begrijpen dat het nooit meer wordt zoals vroeger”

“De gemeente Amsterdam is een groot en daarom wat log apparaat en dan heb je domweg tijd nodig om bij te sturen”, weet Fike van der Burght, projectleider van De Grote Vereenvoudiging, maar ook adjunct-directeur van het PMB en het Bureau Woningbouwregie (BWR). Zij kan zich het begin van de operatie nog goed herinneren. In navolging van het p-team stelde Stadig in de zomer 2003 Arthur Verdellen aan om de stagnerende woningproductie uit het slop te halen. Het vergde geen raketgeleerde om vast te stellen dat de gemeentelijke werkprocessen een stuk effectiever en efficiënter konden. Dat gold bijvoorbeeld het Plaberum, de grondprijsbepaling, het bovenwettelijk Amsterdams beleid en de juridische kwaliteit van plannen (‘Raad van State-bestendigheid’). Met een aktetas vol analyses en planningen vertrok wethouder Stadig een jaar later voor vakantie naar het Meer van Genève. Toen hij terugkwam was De Grote Vereenvoudiging geboren: een ingrijpend pakket maatregelen om de bouwproductie te versnellen en vooral de bestaande overmaat aan beleid tegen te gaan waardoor de woningbouw ook na zijn collegeperiode, zonder financiële smeermiddelen, op gang zou blijven.
Nu is niets moeilijker in grotere organisaties en samenwerkingsverbanden dan het blijvend verbeteren van processen. “Dat onderkennen we ook”, zegt Van der Burght. “Daarom lopen er een flink aantal ondersteunende acties. Denk aan ‘rekenen en tekenen’, het instellen van een juristenoverleg en een kennisnetwerk. Er zijn nogal wat werkgroepen actief, maar low profile. Geloof me, er komt veel creativiteit vrij. Dit proces wordt als heel inspirerend ervaren, en niet alleen door mij. Het belangrijkste punt is dat stedelijke diensten en stadsdelen elkaar hierin weten te vinden. Het verbeteren van onze werkprocessen is een zaak voor de hele stad.”
Aan de top van DGV staat een ‘stuurgroep’ en een ‘kernteam’. De eerste wordt persoonlijk voorgezeten door Duco Stadig en bestaat verder uit vier stadsdeelbestuurders, de directeur van het Ontwikkelingsbedrijf en de directeur gebiedsontwikkeling Bijlmermeer. Verdellen is secretaris en projectleider. Van der Burght is eveneens lid. In het kernteam zitten invloedrijke ambtenaren van de centrale stad en de stadsdelen. Opvallend is dat zij geen ruggespraak met hun respectievelijke diensten hoeven te plegen. Dat zou het proces maar ophouden. Het kernteam bereidt de bestuurlijke besluitvorming voor en heeft daarbij overleg met portefeuillehouders, het sectorhoofdenoverleg, het overleg van directeuren in de ruimtelijke sector, de strategiegroep van Bureau Woningbouwregie, het beleidsatelier en het AVO. Een hele opsomming. Er zijn volgens de paradoxen van De Grote Vereenvoudiging veel mensen nodig om “de overmaat van mensen die beleid formuleren”’ (Stadig) tot normale proporties terug te brengen.

Toverwoorden

Duidelijkheid over rollen en verantwoordelijkheden, is één van de centrale thema’s van vereenvoudigingsoperatie. Bij elke fase in het bouwproject is vastgesteld wie er eindverantwoordelijkheid is voor dat onderdeel; die partijen spreken met elkaar, daarna wordt het stokje overgedragen. Dat is ingewikkelder dan het lijkt. Want wie draagt de eindverantwoordelijkheid, als er iets mis gaat? Een voorbeeld. Om bij een stadsdeelproject geld en inhoud in één hand te houden was het voorstel van Stadig na fase drie van het Plaberum (de bouwaanvraag) de financiële verantwoordelijkheid bij het betreffende stadsdeelbestuur te leggen. De financiële risico’s werden in het verleden ‘verzekerd’ via het gemeentelijke vereveningsfonds. Moesten er nu veertien schrale vereveningsfondsen ontstaan? Medio juni komt het volgende voorstel uit de hoge hoed: bij afwijkingen van het vastgestelde grondexploitatiesaldo van een bouwproject moet de projectbeheerder (stadsdeelbestuur of gemeentebestuur) de eventuele meerkosten zelf compenseren binnen zijn (of haar) project. Extra wensen die na het fase 3 besluit opkomen, moeten financieel binnen het project zelf worden opgevangen. De functie van het vereveningsfonds blijft echter bestaan als echte nooduitgang. Nu staat er: “Tenzij sprake is van autonome ontwikkelingen, zoals grote renteschommelingen of nieuwe EU-regelgeving”. Maar wat is nu de procedurele winst? “Die bestaat er uit dat er meer kostenbewustzijn ontstaat. Je kunt niet meer vanzelfsprekend terecht bij het vereveningsfonds als de kosten uit de hand lopen”, legt Van der Burght uit. “Er zal bewuster gezocht moeten worden naar mogelijkheden om binnen het project de opbrengsten te verhogen.”
De verhouding tussen centrale stad en stadsdelen blijft een kwetsbaar item. Daarom wordt steeds benadrukt dat de stadsdeelverordening niet zal worden aangepast. ‘Transparantie’ is dan het volgende toverwoord dat in beeld komt. Maar dat moet je dan wel terugzien in de afspraken. Bijvoorbeeld over de selectie van een marktpartij. Wie heeft daarover het laatste woord? Verdellen, met een begin van geprikkeldheid: “Dat is heel eenvoudig. Bij het Ontwikkelingsbedrijf komt een expertisecentrum, waar een stadsdeel of een projectdirecteur advies kan vragen over de te volgen procedure. Hun keus koppelen ze terug naar het Ontwikkelingsbedrijf, dat overigens een zwaar advies kan uitbrengen als het niet in het belang van de stad is om een bepaalde partij te selecteren.”
De centrale stad maakt voortaan stedelijke prestatieafspraken met corporaties. Weliswaar wordt voorafgaand een inventarisatieronde langs de stadsdelen gemaakt, maar kan de stadsdeelpoliticus zijn eigen bevolking een aantal ouderenwoningen of woningen voor grote gezinnen beloven? De directe invloed lijkt minder te worden, met een nadruk op ‘lijkt’. Want in de huidige situatie bouwt het stadsdeel evenmin zelf deze woningen, maar de corporaties.

Adieu volkshuisvesting?

Van der Burght zegt het met zoveel woorden: de eeuw van de volkshuisvesting pur sang is voorbij. Dat besef is, hoewel De Grote Vereenvoudiging gezien de discussies politiek echt leeft, nog niet tot alle politici doorgedrongen. “Als overheid heb je anno 2005 echt veel minder te vertellen over de woningbouw. We hebben geen eigen woningbedrijf meer en geen grote zakken met geld om zaken af te dwingen. Daarom is het beter om je te richten op het stimuleren van marktpartijen. Laten wij ons profileren met het realiseren van scholen, een gezondheidscentrum en de inrichting van de openbare ruimte.”
Verdellen heeft wat moeite met de constatering van Van der Burght. “Het is waar dat we als gemeente al lang niet meer zelf zorgen voor de sociale woningbouw, en dat was in Amsterdam ook nog eens 100 procent van de productie. Maar laten we ons niet kleiner maken dan we zijn: marktpartijen krijgen van ons een bouwenvelop mee met een sociale opdracht. Corporaties hebben die sociale opdracht in hun statuten. Daar mag je best vertrouwen in hebben.”
Dat geldt ook voor de bouwenvelop: nadat over de grote lijnen van het bouwprogramma overeenstemming is bereikt en de grond overgedragen, ligt de zeggenschap en verantwoordelijkheid bij de marktpartijen. Zelfs van een bouwplicht is geen sprake, omdat je volgens de gemeente van uit mag gaan dat de ontwikkelaar het in de grond geïnvesteerde bedrag snel wil laten renderen. Geen overbodige regeltjes dus.
Volgens Verdellen draait het bij bouwplannen juist om vertrouwen. En dat was wel eens zoek. “We moeten de netwerken terugbouwen in de stad. Door de komst van de stadsdelen zijn die voor een deel verbroken. Je moet elkaar niet alleen maar aan de onderhandelingstafel tegenkomen.” Hij organiseerde daarom informele ontmoetingen, zoals ambtswoninggesprekken voor stadsdeelbestuurders samen met corporatiedirecteuren. “We moeten met zijn allen begrijpen dat het nooit meer wordt zoals vroeger. Betere verhoudingen zijn een voorwaarde, daarom oefenen we met de partijen trouwens al met bouwenveloppen en flexibele deals met optimaliseringsruimte. Het is voor ons ambtenaren ook wel even wennen aan het idee dat we niet meer over alles iets te zeggen hebben. Het belangrijkste is dat De Grote Vereenvoudiging een olievlek wordt, met steeds een goede afstemming binnen de ruimtelijke sector en tussen centrale stad en stadsdelen.”

De Grote Omschakeling

Hoewel een aantal belangrijke onderdelen uit De Grote Vereenvoudiging - zoals de aanpassing van het Plaberum, het onderhandelingsproces, de selectie van marktpartijen en de bouwportemonnee – de formele besluitvorming niet voor het komende zomerreces zullen halen, is de verwachting dat dit najaar toch een samenhangend programma bestuurlijk rond is. Dan begint De Grote Omschakeling. De ontwikkelaars (Neprom), de woningcorporaties (AFWC), huurdersorganisaties en ASW en uiteraard de stadsdelen en centrale diensten zullen mee moeten in de nieuwe cultuur, opzet en rolverdeling. “Er leven nog heel veel vragen over wie waar invloed op heeft”, zegt Van der Burght, “het vertrouwen in elkaar moet groeien.” Omdat vertrouwen - hoewel reëel bestaand - toch een ongrijpbaar fenomeen is, worden prestaties afgesproken en ontwikkelingen bijgehouden. De vijftien ‘deelnotities’ van De Grote Vereenvoudiging worden ‘geclusterd’ en vertaald in cursussen. Ook voor (deel)raadsleden.
Verdellen weet dat na het omzetten van de knop nog wel wat nazorg nodig zal zijn. Die komt er uiteraard ook. “Er valt altijd wat van de wagen en dat moet je bij elkaar vegen.” Na eerdere grote klussen als de Eurotop, de gemeentelijke Millenniumbug en de verkeerscoördinatie in Amsterdam zit hij prima in zijn vel, ondanks de onvermijdelijke drukte. “Mijn agenda is overspannen, ik niet.” Wat hij hierna gaat doen, is nog onbekend. “Drie maanden niets doen zou misschien het beste zijn, maar tot nu toe zat er steeds één weekend tussen die klussen.”

De Grote Vereenvoudiging

Doelstellingen
• transparantere werk- en besluitvormingsprocessen
• versnelling (woning)bouwproductie
• kostenbeheersing
Kortom, een nieuwe opzet van het woningbouwproces in Amsterdam. Duidelijke afspraken tussen gemeente en marktpartijen en tussen centrale stad en stadsdelen. En een betere aansluiting op de huidige wet- en regelgeving, de markt en de financiële situatie.

Planning
• Hoofdbesluitvorming voor het zomerreces, de rest na het reces.
• Zomer 2005: invoeringsplan (communicatie, cursussen, enz.).
• Januari 2006: invoering.

Om wat voor acties gaat het?
Een paar voorbeelden:

  • Vereenvoudiging grondprijsbeleid door middel van bouwenveloppen, met duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden, een sneller onderhandelingsproces en beheersing van kosten. Ontwikkelaars dragen meer risico en krijgen daarvoor optimaliseringsmogelijkheden als compensatie. (zie NUL20 19)
  • Aanpassing Plaberum. Het aantal planfases wordt teruggebracht, evenals het aantal inspraakmomenten.
  • Minder toetsteams door verwijderen overlap. Terug naar één toetsteam.
  • Terugbrengen Amsterdamse extra’s bovenop de eisen in het Bouwbesluit.
  • Duidelijke rolverdeling binnen ambtelijk apparaat bij ruimtelijke projecten. Leidraad voor opzetten van projectorganisaties. Aandachtspunt daarbij is persoonlijke continuïteit. Personele wisselingen op sleutelposities werken vertragend en verstorend.
  • Betere juridische kwaliteit. Plannen moeten ‘Raad van State-bestendig’ zijn. Dus: een gemeentebreed juristenoverleg om risico’s in kaart te brengen.
  • Duidelijke verdeling van financiële verantwoordelijkheden tussen centrale stad en stadsdelen ten aanzien van kosten en opbrengsten van projecten.
  • Betere inbedding van voorzieningen en kleinschalige bedrijfsruimten in projecten.
  • Rekenen en Tekenen (zie vorige nummer van NUL20). Meer afstemming tussen ontwerpers en kostenbewakers.
  • Regelmatige risicoanalyses per project.
  • Actualisatie geluidzonebeheer/milieu-informatie.
  • Actualisatie Basisbestand en verbeteren beheer (dit is dé informatiebron over de woningbouwproductie).
  • Uitwisseling cursusaanbod. De diensten in de ruimtelijke sector maken hun cursussen toegankelijk voor anderen, bijvoorbeeld stadsdeelmedewerkers.
  • Opbouw Kennisbank Bouwen en Wonen.

 

Bas Donker van Heel

Plaberum = Plan- en besluitvormingsproces ruimtelijke maatregelen.
Daarin worden de verschillende fasen van de planontwikkeling beschreven.