Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Forumbijdrage van Jeroen Frissen
Gevraagd: 28.600 koopwoningen

Volgens het Tweede Convenant Verkoop mogen corporaties dit decennium 28.600 huurwoningen verkopen. Maar gaat dit ook lukken? Tussen voornemens en uitvoering staat in de Amsterdamse woningsector meestal een wereld van praktische bezwaren. Van één ding lijken alle partijen echter nu toch echt doordrongen: veel meer Amsterdammers willen een koopwoning. Het vergroten van het aandeel eigen woningbezit is daarmee een serieuze doelstelling van alle volkshuisvestingspartijen geworden. Of alle partijen zich daardoor schikken in hun nieuwe rol? Een rolopvatting verander je niet met een handtekening alleen.

In 2010 moet 35 procent van de woningvoorraad uit koopwoningen bestaan. Plechtig hebben corporaties, stadsdelen, de huurdervereniging en de gemeente zich achter dit voornemen gesteld. Om zover te komen moeten nog wel 28.600 sociale huurwoningen worden verkocht. In de ‘bevelsvoering’ rond deze operatie verandert nogal wat. Zo is het splitsen losgekoppeld van het verkopen. Het splitsen wordt voortaan centraal uitgevoerd door het Grondbedrijf en de verantwoordelijkheid voor de kwaliteitstoets is verlegd naar de corporaties. Hierdoor zouden in veel hoger tempo dan nu de gewenste 60.000 woningen kunnen worden gesplitst. Voor de stadsdelen ‘rest’ het ontwikkelen van een visie op wonen, waarin de gewenste samenstelling van de woningvoorraad op buurtniveau staat beschreven. De corporaties nemen de visie in acht bij het opstellen van de verkoopvoornemens en als dit volgens een stadsdeel onvoldoende gebeurt, gaat men in overleg. Als men het dan nog niet eens wordt, vraagt men de zienswijze van B&W. In een uiterste geval kan het Ministerie van VROM verkoop verbieden.Het lijkt eenvoudig, maar schijn bedriegt. Het Amsterdamse beleidsnetwerk volkshuisvesting wordt met deze aanpak flink door elkaar geschud. Dan kun je onherroepelijk weerstand verwachten. Voor het gemak gaan we er van uit dat de corporaties nu echt hun leven hebben verbeterd en woningverkoop integraal deel hebben gemaakt van hun voorraadbeleid. Met hetzelfde gemak nemen we aan dat corporaties hun organisatie hebben ingericht op de taken die met verkoop samenhangen. Je moet dan denken aan het beoordelen van de bouwkundige kwaliteit en het oprichten van Vve’s. Dat zijn gedeeltelijk nieuwe taken voor de corporaties.

Met het tekenen van een convenant verander je geen
ingesleten denkpatronen en werkwijzen

De kwaliteitstoets was voorheen de verantwoordelijkheid van de stadsdelen. In de praktijk was die toets een belangrijk middel om ongewenste verkoopplannen te blokkeren. Eigenlijk gold hetzelfde voor de splitsing van appartementsrechten. Deze taak verschuift naar het Grondbedrijf. Maar de stadsdelen leveren niet alleen maar in. Ze worden nu verantwoordelijk voor een woonvisie in hun stadsdeel. Die blauwdruk wordt de grondslag voor het overleg met de corporaties. Op de keper beschouwd maken de stadsdelen nu nogmaals mee wat gemeenten tien jaar geleden al hebben doorgemaakt: de nieuwe ordening. Financiële en juridische sturingsmiddelen maken plaats voor overleg en sturen op resultaat.

We weten allemaal hoeveel moeite deze cultuuromslag heeft gekost. De vraag is dan ook hoe haalbaar de plannen zijn. De vrees bestaat dat de voorgestelde procedures geen einde maken aan de eindeloze overlegcircuits, omdat partijen vasthouden aan hoe het was. Corporaties die sec blijven verhuren en stadsdelen die vasthouden aan hun oude positie. Met het tekenen van een convenant verander je geen ingesleten denkpatronen en werkwijzen. Zeker niet als deze zijn gebaseerd op wederzijds wantrouwen, onderschatting en oud zeer. We kunnen doelstellingen afspreken, machtsmiddelen wegnemen, taken verschuiven en overlegstructuren wijzigen, maar in het beleidsnetwerk volkshuisvesting vindt men altijd weer een manier om greep op de ander te houden. Partijen blijven van elkaar afhankelijk, is het vandaag niet bij de verkoop dan morgen wel bij de nieuwbouw.

Het Tweede convenant verkoop wordt alleen een succes als partijen werkelijk bereid zijn op constructieve wijze vorm te geven aan hun nieuwe rol. Stadsdelen, huurders en corporaties moeten elkaar gaan beschouwen als betrouwbare partners. Het Tweede convenant Verkoop bewijst dat dit centraal begint te lukken. Het zou mooi zijn als men hier decentraal een goed vervolg aan geeft.

Jeroen Frissen
Beleidsadviseur bij de
Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties