Overslaan en naar de inhoud gaan
Top
Kort bestek

Structuurvisie Amsterdam centraal in nieuwe Jaarboek AFWC

Blik op 2040

Dit jaar is het thema-deel in het Jaarboek van de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties gewijd aan de Structuurvisie Amsterdam 2040. De Federatie heeft diverse externe partijen gevraagd hoe zij vanuit hun oogpunt naar de ontwikkeling van de stad kijken. Dat natuurlijk aangevuld met de eigen visie op de ontwikkeling van de stad. 
Structuurvisie…

Die is er toch al?
Er wordt al zolang gesproken over de Structuurvisie 2040 dat het verbaast dat ze nog altijd niet definitief is. Dit najaar is het zover. Tenminste: het definitieve voorstel wordt na de zomer aan de gemeenteraad aangeboden. Aan het oorspronkelijke visiedeel van de Ontwerp Structuurvisie zijn drie onderdelen toegevoegd: het aanwijzen van het havengebied binnen de ring A10 en de Zuidas als geschikte locaties voor de Olympische Spelen in 2028; verbetering van de verbinding tussen Amsterdam en Schiphol; en een verkenning van de toekomst van Gaasperdam

Eind 2008 presenteerde de AFWC als bijdrage aan de Ontwerp Structuurvisie een eigen koersdocument onder de naam ’10 voor Amsterdam’. Daarin wordt de noodzaak onderschreven om de komende decennia nog 50.000 tot 70.000 woningen toe te voegen aan de stad. In de visie van de corporaties is vooral op de Noordelijke IJ-oever nog plaats om in hoge dichtheden bij te bouwen. Gebieden direct zuidelijk en westelijk van de A10 dienen zich te ontwikkelen tot centrumstedelijk gebied, door langs de ringweg aan weerszijden een hoogstedelijk milieu tot stand te brengen. Via stadsstraten over de ring heen (zie Bos en Lommer) én onder de ring door (zie ontwikkelingen bij Delflandplein) moeten de gebieden worden verbonden. Zo ontstaat, althans volgens de Amsterdamse corporaties, rond de ringweg de Gouden Bocht van de 21ste eeuw.

De Federatie roept de gemeente op om - gegeven de huidige crisis - “duidelijker dan nu” prioriteiten te stellen: “Daarbij is het de kunst om die plannen te selecteren die als hefboom werken om daarmee marktpartijen aan te trekken. (…) Je zou gebieden met een sterke marktpotentie versneld kunnen ontwikkelen. De Noordelijke IJ-oevers en het Zeeburgereiland zijn daarvan een duidelijk voorbeeld.” Beide gebieden zijn volgens de corporaties geschikt voor hoogbouw, “uiteraard in combinatie met hoogwaardige openbare ruimte.“

Metropool

De Amsterdamse woningmarkt
Het Jaarboek van de AFWC bevat traditiegetrouw uitputtend cijfermateriaal over de Amsterdamse woningmarkt, waaronder de nieuwbouwproductie, de verhuur van sociale huurwoningen en de verkoop ervan. Gegevens uit het jaarboek over de woningvoorraad vindt u in de NUL20 Barometer (achterpagina).

Het Jaarboek 2010 is te downloaden via de site van de AFWC: www.afwc.nl

Wethouder Maarten van Poelgeest benadrukt in zijn bijdrage dat de nieuwe structuurvisie de eerste is waarin vanuit regionaal perspectief wordt gekeken naar de ruimtelijke opgaven voor de stad. “De woningbouwopgave wordt dan ook op die manier bekeken. We willen in 2040 100.000 nieuwe woningen hebben gebouwd. Daarvoor is een plancapaciteit van 120.000 woningen nodig. Elke gemeente in de regio moet doen waar zij goed in is. Amsterdam biedt bij uitstek een hoogstedelijk woonmilieu. Dat betekent wat mij betreft dat nog maar sporadisch grondgebonden woningen binnen Amsterdam worden gebouwd.”

De directeur Haven, Dertje Meijer, stipt aan dat stad en haven na 2030 in elkaars vaarwater gaan zitten op de Westelijke IJ-oever en dat dit “innovatieve oplossingen” vraagt. Na 2030? Ja. Gemeente en havenbedrijven hebben namelijk een convenant gesloten om de bouw van woningen in de Houthaven en op de NDSM-werf mogelijk te maken. Tegenprestatie is dat de gemeente de komende twintig jaar geen andere plannen in uitvoering brengt die bedrijven kunnen belemmeren.

Zaanstad is volgens Piet Keijzer, oud-wethouder van deze gemeente, bezig met een transformatie van een milieubelaste industriestreek naar een aantrekkelijke woonstek. Jammer alleen dat er momenteel nog zoveel ‘milieucontouren’ zijn die woningbouw beperken. Keijzer noemt dat de ‘Zaanse paradox’. De enige manier om daaraan te ontsnappen is volgens hem om de gebieden langs de Zaan en het IJ te herontwikkelen. Het eerste gebied dat wordt aangepakt is het Hembrugterrein, maar ook daar staat de huidige milieubelasting wonen in de weg.

Adri Duivesteijn krijgt in het jaarboek nog eens de ruimte de ‘Almere Principles’ uit te dragen. Almere kiest voor een organische stedenbouw van kleine stappen en veel zelfbouw. Duivesteijn: “Almere wordt een stad die meer en meer door de mensen zélf wordt gemaakt. Dat is dan ook de uitdaging die er ligt voor de woningcorporaties. Hoe kunnen zij de stedenbouw van onderop stimuleren? Hoe kunnen zij initiatieven van de burgers zelf faciliteren? Of en hoe zij deze vragen kunnen beantwoorden, zal bepalend zijn voor de rol die corporaties in de uitwerking van Almere 2.0 zullen spelen.”

Arco Leusink spreekt namens de Huurdersvereniging Amsterdam de wens uit om “het regionaal onvermogen op te heffen”. Oftewel: regionale problemen echt regionaal te zien: “De structuurvisie geeft hiervoor een goede aanzet, maar ook hierin is het dorp Amsterdam een eigen koninkrijk met een hek eromheen waarbinnen alles zou moeten passen.”

Age Fluitman, voorzitter van de Amsterdamse Kamer van Koophandel, vraagt zich ten slotte of al die 70.000 extra woningen wel nodig zijn. Hij vindt het bovendien onzin dat bedrijfsterreinen op de Noordelijke IJ-oever worden opgeofferd aan woningbouw: “Dit gebied is nu zeer schaars bedrijventerrein, omdat het een van de drie terreinen is aan diep vaarwater. De bedrijven doen het goed, er ligt geen ov-infrastructuur.”

Fred van der Molen